Wat ik me wel afvraag is hoeveel Nederlanders over enkele jaren El País, of La Repubblica kunnen lezen. Of Le Monde of de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Als ik de alarmerende berichten moet geloven over de leesvaardigheid van leerlingen in ons land, maak ik me zelfs zorgen of de Volkskrant door toekomstige generaties nog gelezen zal worden.
In het debat over verengelsing van de universiteiten is naar mijn idee sprake van framing; standpunten van anderen op zo’n manier presenteren dat ze door het publiek als negatief worden ervaren. Zorg over de dominantie van het Engels wordt geframed als niet willen samenwerken, of een jezelf afkeren van het buitenland: als een vorm van politiek nationalisme. Zeker vanuit D66 en andere voorstanders van verengelsing van het onderwijs. Alles wat critici zeggen is vervolgens slecht en verdacht, waardoor je de argumenten die naar voren worden gebracht niet meer serieus hoeft te nemen.
Maar geen enkele wetenschapper is tegen internationale samenwerking, ik zou niet weten hoe we anders ons werk zouden kunnen doen. De komst van internationale studenten is een verrijking voor elke universiteit. Het probleem is dat ‘internationaal’ nu gelijk wordt gesteld met ‘Engels’, alsof Spaans en Italiaans, Frans en Duits en alle andere talen er eigenlijk niet toe doen. Alsof het Nederlands er niet toe doet.
In de wetenschap is behoefte aan een lingua franca, of een verbindingstaal – in de tijd van Erasmus was dit het Latijn, nu is dat het Engels geworden. We moeten echter niet doen alsof meer Engels ook meer diversiteit biedt. Het mooie van internationalisering is dat het meer kleur kan geven – en dat zou moeten blijken uit meertaligheid.
Elke taal heeft een eigen karakter. Dat besefte ik weer toen ik las over de komst van Bertolt Brecht in 1941 naar de VS, nadat hij op de vlucht was geslagen voor de nazi’s. De Duitse dichter voelde zich ongemakkelijk in zijn nieuwe taal, omdat hij in het Engels als een nice fellow klonk: in vertaling werd zijn werk naar zijn gevoel vlak en minder uitgesproken.
Toen ik filosofie ging studeren kregen we teksten van Kant en Hegel, Nietzsche en Heidegger in het Duits, nu is dat in het Engels en dat is een wereld van verschil. Niet omdat het Engels ‘minder’ zou zijn, maar wel omdat het anders is – een verschil dat jonge filosofen nu niet meer meekrijgen. Woorden zijn niet neutraal en een andere taal kan ook een ander perspectief bieden op de werkelijkheid.
Universiteiten nemen eindelijk het voortouw om Engelstalig onderwijs te reguleren en dat vind ik een goede stap. Zorgen voor beter en divers taalonderwijs, in het Nederlands en hopelijk ook in een aantal anderen talen, lijkt me een logisch vervolg. Want studeren in meerdere talen helpt om anders te leren denken.