Universiteiten hebben het risico op spionage en buitenlandse beïnvloeding steeds beter voor ogen, blijkt uit een inventarisatie die de minister afgelopen maandag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Zo willen alle universiteiten de kennisveiligheid vergroten en stellen ze speciale functionarissen aan om hierover te waken.
Maar wanneer is een student of onderzoeker van buiten de EU precies een gevaar voor de nationale veiligheid? Om die vraag te kunnen beantwoorden hebben universiteiten duidelijke kaders nodig, zeggen ze. Anders liggen discriminatie en stigmatisering op de loer. “Universiteiten kunnen en willen veelbelovende sollicitanten of gewaardeerde collega’s niet afwijzen enkel op basis van hun afkomst”, schrijven ze in een brief aan de minister.
Zorgen over Chinese invloed
De minister heeft daar wel begrip voor, maar gaat er nog niet op in. Dat geldt ook voor de bezwaren van wetenschapsgenootschap KNAW tegen een landelijke screening van buitenlandse wetenschappers en studenten. Die zou internationale samenwerking te veel bemoeilijken en de academische vrijheid schenden.
Maar hij trekt zich de kritiek wel aan. Hij neemt iets langer de tijd om de ‘juiste balans’ te vinden en een goed wetsvoorstel te maken, staat in zijn brief. Het gaat onder meer over de afbakening van de ‘risicovakgebieden’ en ‘sensitieve technologieën’.
Op dit moment zijn vooral de zorgen over China groot. Zo lijkt het erop dat onderzoekers van de TU Delft met hun werk onbedoeld het Chinese leger hielpen. Ook bleek vorig jaar dat China de belangrijkste financier was van uitgerekend het mensenrechtencentrum van de Vrije Universiteit. Dat centrum is inmiddels gesloten.
Mede door de oorlog van Rusland in Oekraïne en de handelsoorlog over geavanceerde chips tussen de Verenigde Staten en China komt internationale samenwerking steeds meer onder een vergrootglas te liggen. Dijkgraaf: “Statelijke actoren zetten steeds vaker kennis en innovatie in als strategisch machtsmiddel.”
Kinderschoenen
Vorig jaar gaf de minister het hoger onderwijs daarom de opdracht om te inventariseren wat ze zoal doen om spionage en buitenlandse beïnvloeding tegen te gaan. Uit hun eigen rapportages blijkt nu dat het beleid nog in de kinderschoenen staat.
De universiteiten vinden het soms moeilijk om te zien met welke mogendheden ze precies samenwerken, staat in het rapport. “Internationale consortia kunnen bestaan uit tientallen partners, en een Europees bedrijf kan een dochteronderneming zijn van een moederbedrijf uit een risicoland.”
Ook zijn sommige universiteiten het niet eens met de definitie van kennisveiligheid als daarachter ook economische belangen schuilgaan. “Een aantal universiteiten vindt de uitbreiding van nationale veiligheid naar het beschermen van de Nederlandse innovatiekracht ongewenst.”
De minister heeft Justis, een speciale afdeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie, gevraagd of die de screening van buitenlandse studenten en onderzoekers op zich kan nemen. Rond de jaarwisseling komt Dijkgraaf met een reactie op de bezwaren vanuit de wetenschap. Ook deelt hij dan de inventarisatie van het beleid rond kennisveiligheid in het hbo.