Mark Rutte gaat de geschiedenis in als de langst zittende minister-president van Nederland: langer dan Ruud Lubbers en Willem Drees. Zijn naam zal verbonden blijven met de coronacrisis, het toeslagenschandaal, de schade van gaswinning in Groningen en de excuses voor de slavernij.
Maar vlak voor zijn premierschap in 2010 zag de wereld er nog heel anders uit. Wat noemde de VVD-leider destijds zijn grootste politieke blunder? “Het oproepen van studenten tot bezetting van universiteitsgebouwen in 2005, als staatssecretaris van Onderwijs”, zei hij tegen dagblad NRC. “Dat leidde zelfs tot aangifte tegen mij.”
Lint, koffie
Het was inderdaad een opmerkelijk moment. Als staatssecretaris van hoger onderwijs (2004-2006) zorgde Rutte graag voor beroering. Waren studenten ontevreden over hun onderwijs? Dan moeten ze maar eens een paar dagen een faculteit bezetten, zei Rutte in actualiteitenprogramma Netwerk. “Daar zijn heel praktische middelen voor. Je moet lint kopen en het bord vinden waar de stoppen op zitten, noem maar op. Dat ga ik jullie allemaal uitleggen.” Hij zou wel langskomen met koffie.
Niet lang daarna bezetten studenten het Amsterdamse Maagdenhuis uit protest tegen plannen van Rutte zelf. En nee, hij kwam niet langs. Het pand werd ontruimd en actievoerders moesten boetes betalen. Toen deden de studentenorganisaties aangifte tegen Rutte wegens opruiing, want die had immers opgeroepen tot een bezetting.
Begeisterung
Hoe was het zover gekomen? Rutte was als staatssecretaris van hoger onderwijs bepaald niet bang om vijanden te maken. Hij wilde Begeisterung, zei hij, en die zag hij niet genoeg. Hij deed van alles om bestuurders te prikkelen. Hij probeerde bijvoorbeeld een bureaucratiemeter te lanceren (in de strijd tegen overheadkosten) en pleitte voor een ranglijst van goede en slechte onderwijsinstellingen. “Dat raakt bestuurders in hun ego”, voorspelde hij.
Maar dat was vooral ketelmuziek. Belangrijker waren zijn plannen voor grote wijzigingen in het hoger onderwijs. Hij streefde naar strengere selectie aan de poort van opleidingen en een variabel collegegeld: goede opleidingen mochten best iets extra’s vragen. Onderlinge concurrentie van universiteiten en hogescholen vond hij prima. “Een A-merk kun je alleen goed verkopen als de kwaliteit goed is.”
Dus toen hij zou vertrekken als staatssecretaris van hoger onderwijs om de VVD te gaan leiden, waren de activistische studenten van de Landelijke Studentenvakbond daar niet zo rouwig om. “Rutte is toch een beetje een wolf in schaapskleren gebleken”, zei de toenmalige vicevoorzitter Stef Beek. “Hij doet zich voor als de grote vriend van de studenten en staat intussen marktwerking en topcollegegelden toe in het hoger onderwijs. Als hij vertrekt, dan krijgt hij van mij een bosje bloemen. Ik zwaai hem met veel plezier uit.”
Leerrechten
Nog fundamenteler was Ruttes plan voor ‘leerrechten’. De financiering van het hoger onderwijs moest de studenten volgen, vond hij. Zij zouden voortaan een soort tegoedbonnen krijgen die ze naar eigen keuze bij hogescholen en universiteiten konden besteden. Ben je niet tevreden over je onderwijs? Stem dan ‘met je voeten’ en ga ergens anders studeren. Dat zou opleidingen dwingen om kwaliteit te bieden.
Het zou bovendien studenten tot spoed manen: je kon twee jaar uitlopen en dan waren je leerrechten op. Daarna moest je je onderwijs zelf maar betalen. Dat laatste idee zou later terugkeren als de ‘langstudeerboete’ voor trage studenten. Beide voorstellen hebben het net niet gehaald, allebei de keren wegens de val van een kabinet.
Basisbeurs
Wat wél lukte, was het afschaffen van de basisbeurs per september 2015. Toen was hij geen staatssecretaris, maar minister-president. Zijn kabinet van VVD en PvdA (Rutte II) sloot een deal met oppositiepartijen D66 en GroenLinks. Studenten zouden geen basisbeurs meer krijgen en alleen nog maar mogen lenen. Wel ging de aanvullende beurs omhoog en werden de terugbetaalvoorwaarden een stuk soepeler.
Ook dat werd geen succes. Het roer is binnen acht jaar omgegooid: vanaf september 2023 krijgen studenten opnieuw een basisbeurs en de pechstudenten ontvangen een kleine tegemoetkoming. Het is waarschijnlijk tegen de zin van Rutte, want die bleef de afschaffing altijd verdedigen.
Fraude
Onder zijn toeziend oog kwam ook de fraudebestrijding binnen de overheid op stoom, met als ergste voorbeeld het toeslagenschandaal. Het vervolgonderwijs heeft nu ook zo’n schandaal: de controles op de basisbeurs voor uitwonenden treffen vrijwel alleen studenten met een migratieachtergrond en het gebruikte bewijs is soms flinterdun.
Zijn alle problemen dan helemaal aan Rutte te wijten? Nee, hij kon natuurlijk niet in zijn eentje opereren. Die controles zijn bijvoorbeeld opgezet door PvdA-minister Ronald Plasterk en de basisbeurs is afgeschaft door PvdA-minister Jet Bussemaker. Maar het paste naadloos in de visie van Rutte.
En nu?
Nu is Ruttes vierde kabinet gevallen. Het is de vraag wat het zal betekenen voor het hoger onderwijs en onderzoek. Onder minister Robbert Dijkgraaf woei er overduidelijk een andere wind. Hij wilde bijvoorbeeld de norm voor het bindend studieadvies inperken om stress onder studenten te bestrijden. Dat is typisch een onderwerp waar Rutte weinig affiniteit mee had.
Ook heeft Dijkgraaf zijn stempel gedrukt op de verdeling van honderden miljoenen euro’s aan onderzoeksgeld: geen gedoe met competitie en strijd om onderzoeksgeld, maar beurzen die de universiteiten zelf mogen verdelen.
Na jaren van neoliberaal beleid, waarin Mark Rutte een grote rol heeft gespeeld, kon Dijkgraaf de koers van de mammoettanker dus een tikje aanpassen. Waarschijnlijk minder dan hij had gewild: hij werkte aan een omvangrijke toekomstverkenning die ook gevolgen zou hebben voor de financiering van het hoger onderwijs.
Eventuele aanpassingen moet Dijkgraaf nu aan het volgende kabinet overlaten, al dan niet met hemzelf erin. Maar wie weet is dat volgende kabinet weer een tikje neoliberaler.