Michel La Poutre en Peter Colon (beiden 61) begonnen in 1979 met hun studie economie. Toch kenden ze elkaar niet totdat ze vier jaar later samen in de Eurekaweekcommissie zaten. “Er stond een oproep in Quod Novum (de voorganger van Erasmus Magazine, red.) dat de universiteit vrijwilligers zocht om de Eurekaweek te organiseren”, vertelt Colon. “Het leek me leuk om in de commissie te zitten: ervaringen opdoen en nieuwe mensen leren kennen. Het zou ook mooi staan op je cv.”
La Poutre, voorzitter van de commissie: “In 1983 stapte ik over naar Bedrijfskunde. Ik had een half jaar over voordat mijn nieuwe studie begon, dus ik had veel tijd en deed van alles, onder andere werken bij de rechtswinkel en als student-assistent. Voorzitterschap van de Eurekaweek kon er ook nog bij”, vertelt hij.
Budget onder controle
De commissie bestond uit vijf economiestudenten die het werk vrijwillig deden. “We kregen een kelderkamertje in het Erasmusgebouw, waar typmachines en een telefoon stonden, en dat was het dan”, vertelt Colon. Ze vielen onder een studentendecaan die het toezicht hield. “We legden hem geregeld onze plannen en budget voor”, vertelt La Poutre. “Verder vertrouwde hij erop dat derde- en vierdejaarsstudenten voldoende verstand en verantwoordelijkheidsgevoel hadden om de week te organiseren voor zo’n tweeduizend studenten.”
In sommige jaren liep de Eurekaweek financieel uit de hand. “Bij ons was het gelukkig onder controle. Dat verwacht je ook van economen, hé”, zegt La Poutre met een knipoog. “Maar het ging inderdaad om veel geld. Ik weet echt niet meer hoeveel. Heb je nog een idee, Peter, hoe groot het budget was?”
Colon: “Nee, dan zou ik nu moeten gokken, misschien 100 duizend gulden, zoiets?”
Culturele avond en aerobics
De commissieleden hadden de ruimte om eigen ideeën te ontwikkelen en te realiseren, zegt Colon. “De invulling van de culturele avond was bijvoorbeeld vooral mijn idee”, vervolgt La Poutre. “Ik ben voor het programma naar de toenmalige voorzitter van de Stichting Kunstzinnige Vorming Henk Mali gegaan – hij was een van mijn vaders beste vrienden. Hij had het idee om een hele grote opera van Robert Wilson, die samen met bekende musici als Philip Glass en David Byrne, te organiseren. De opera was bedoeld om in het kader van Olympische Spelen 1984 in Los Angeles te worden opgevoerd, maar dat is nooit gebeurd. Het was een ambitieus wereldwijd project en heel avant-garde.”
Zelf vond La Poutre de voorstelling geweldig. “Maar de helft van de studenten zat er blijkbaar niet op te wachten. Ze liepen weg na de pauze tijdens de voorstelling toen Robert Wilson op een geamuseerde en strenge toon ons had toegesproken en gevraagd had niet meer zo luidruchtig te zijn of de zaal te verlaten”, vertelt hij met een lach. Destijds kregen ze van Quod Novum een compliment omdat ze ‘de gok aandurfden om niet alleen risicoloos feesten te organiseren, maar ook een uniek stukje avant-garde in te voegen’.
Colon: “Daarnaast hadden we ook lichtere programma’s die drukbezocht waren, zoals een outdoor sportmiddag met o.a. aerobics op vrijdagmiddag bij de Kralingse Plas. De instructrice kwam tevoorschijn in een kleurrijk gympak van de jaren 80 met paarse beenwarmers, hoofdband en alles erop en eraan.”
Johan Cruijff en Jan Tinbergen
Niet alleen hadden ze bijzondere programma’s, ze hadden ook bijzondere gasten: Johan Cruijff en Jan Tinbergen. Van Tinbergens toespraak herinnerden de twee zich niet zo veel, maar van Cruijff wel. “Het was een speciaal jaar voor Johan Cruijff omdat hij overstapte naar Feyenoord. Hij vertelde over zijn Barcelona-tijd waarin allerlei zaken misgingen. Hij drukte iedereen op het hart: zorg dat je goed je zaken regelt en afspreekt”, vertelt La Poutre. “Peter en ik zijn nu zelfstandig ondernemers dus het advies van de grote filosoof Johan Cruijff volgen we van harte.”
Verbinding met de stad
De universiteit had toen twee locaties, campus Woudestein en Hoboken. “Onze missie was om deze twee locaties met elkaar te verbinden en de stad te openen voor de studenten”, vertelt La Poutre. “We wilden dat studenten niet alleen maar in Kralingen rondliepen, maar ook integreerden in heel Rotterdam.”
Daarom stond een bezoek aan Blijdorp op de agenda. “Het was het duurste programmaonderdeel. We kregen er geen deal mee en het frustreerde ons dat de dierentuin niet wilde meewerken. Uiteindelijk hebben we doorgezet, ook al moesten we kaartjes kopen voor tweeduizend studenten, omdat Blijdorp symbool staat voor de stad”, blikt Colon terug. “Prachtig om studenten met Eurekatasjes te zien rondlopen in de dierentuin. Volgens mij hebben ze daar een leuke tijd gehad.”
Alles zelf doen
De twee mannen kijken met warme gevoelens terug op de Eurekaweek. “Het was een heftige periode, we hebben alles zelf gedaan: de boekjes nieten, de tasjes vullen, broodjes smeren”, vertelt La Poutre. Colon voegt eraan toe: “Ik weet nog dat ik, toen Michel op het podium de nieuwe studenten toesprak, in de keuken stond met andere commissieleden om de lunch klaar te maken. Kun je je voorstellen hoeveel boterhammen we moesten smeren voor tweeduizend studenten?”
Ze waren onderbemand, maar dat mocht de pret niet drukken. “We waren maar met z’n vijven en moesten elkaar snel kunnen vinden tussen zeeën nieuwe studenten. Dus we hebben bij BlueTiek-in, een kledingzaak in Oude Binnenweg, Hawaiishirts kochten die we op drukke dagen droegen”, vertelt Colon.
La Poutre, lachend: “Oh, die shirts met wit en rood, met allerlei bloemen erop. Ja, fantastisch. Die kon je vanaf de andere kant van de campus zien.”
Bijna veertig jaar later is het contact tussen de commissieleden een beetje verwaterd, vertelt Colon. Toevallig is hij La Poutre een paar jaar geleden tegengekomen door werk. De andere commissieleden volgen ze via LinkedIn, maar geregeld contact hebben ze niet meer.
La Poutre: “Het was lang geleden dat we bij elkaar zijn gekomen, Peter. We moeten snel een biertje doen!” Colon: “Gaan we zeker doen!”
Leuk om de artikelen over 50 jaar Eurekaweek te lezen.Mooi stukje historie. Ben benieuwd naar de volgende.
Reageren niet meer mogelijk.