Universitair docent Klinische psychologie Ruth Van der Hallen groeide op in Antwerpen. Al vanaf haar tiende wist ze dat ze Psychologie wilde studeren. “De studie tot psychiater leek me te moeilijk.” Human resources was een overzichtelijk alternatief. “Ik zag mezelf testen afnemen bij mensen die een geschikte job zoeken, om ze vervolgens te vertellen welk werk bij hen past.” Maar tijdens haar studie Psychologie in Leuven kwam ze erachter dat klinische problemen haar meer interesseren. De vraag hoe mensen omgaan met moeilijkheden houdt haar sindsdien bezig.

Ruth van der Hallen is universitair docent Klinische psychologie aan de EUR. Ze promoveerde aan de KU Leuven met het proefschrift Little things, big things: perceptual organization in children with and without Autism Spectrum Disorder. Ze doet onderzoek en geeft onderwijs.  Sinds 2012 werkt van der Hallen als psychodynamisch psycholooog.

De fout die ze vreest

De liefde voor het therapeuten-vak kwam tijdens haar master, toen Van der Hallen stage liep bij een psychiatrisch ziekenhuis in het Belgische Kortenberg. ‘Liever diagnostisch onderzoek, geen therapie’, daar vroeg ze om. “Bij therapie kunnen dingen misgaan. Ik was bang dat ik door vragen te stellen problemen erger zou maken, dat ik iemand die depressief was nog depressiever zou maken.” Angst is een slechte raadgever, weet Van der Hallen nu. Ze zette haar schroom opzij en werd tijdens therapiesessies op haar stage geraakt door de moments of meeting, ‘de momenten waarop de psycholoog en cliënt werkelijk contact met elkaar maken’.

En die fouten, ja, die maakte ze, hoe klein ook. Ze raakte soms afgeleid tijdens een gesprek of wist niet meer wat ze moest zeggen. Haar beste vriendin had dezelfde ervaring. “Elke dag reden we samen van Antwerpen naar Kortenberg en ratelden we over alles wat misging. Dat zij dezelfde ervaring had als ik, was niet geheel geruststellend. We waren van hetzelfde niveau.”

Therapeuten zijn mensen

Tijdens haar stage las Van der Hallen De naakte therapeut van Peter Rober. Dat stelde haar wel gerust. Het boek bestaat uit korte verhalen over de ervaringen van de schrijver als psychotherapeut, die zijn innerlijke dialoog tijdens therapiesessies beschrijft. Het ongezegde wordt gezegd. De therapeut in het boek maakt boodschappenlijstjes in zijn hoofd tijdens een gesprek met een cliënt en hij voelt opluchting dat het kind van een cliënt dood is en niet het zijne. “Door dit boek ontdekte ik dat het logisch is dat er van alles in mijn hoofd omgaat tijdens sessies. Het maakte het werk minder beladen.”

De schrijver, Peter Rober, was een professor van Van der Hallen aan de KU Leuven. “Iemand waar ik naar opkeek. ‘Als ook hij door het ene gesprek meer wordt geraakt dan door het andere, dan is dat misschien gewoon oké’, dacht ik toen, dan kun je van je gedachtes leren, in plaats van ze te veroordelen.”

Leesgedrag:

Aantal boeken per jaar: 25

Favoriete genre: detectives

Belangrijkste motivatie: de vervoering en de intellectuele prikkel

Laatst gelezen boek: de boeken van Jussi Adler Olsen. “Ik lees graag series. Als ik het eerste boek van een auteur goed vind, wil ik het volgende ook lezen. Soms spaar ik boeken een paar jaar op, zodat ik geen jaren hoef te wachten op het tweede boek.”

Combineren is vermenigvuldigen

Na haar stage sloeg ze twee richtingen tegelijkertijd in. Ze begon aan haar PhD in Leuven en startte als psychotherapeut, waarvoor ze een extra opleiding volgde. “Ik was nog niet uitgeleerd.” Nu nog werkt ze naast haar job als docent en onderzoeker aan de EUR als zelfstandig psycholoog net over de grens in België. De ene rol verbetert de andere, vindt ze: “In mijn lessen gebruik ik praktijkvoorbeelden, als onderzoeker weet ik wat er onder de mensen leeft. Tijdens therapiesessies kan ik dan weer mijn onderzoekservaring toepassen.”

Als studenten willen weten hoe de therapie er in de praktijk aan toegaat, raadt ze De naakte therapeut regelmatig aan. Inmiddels is er een nieuwe versie verschenen, met nieuwe verhalen. Ook die staat bij Van der Hallen in de kast. Af en toe herleest ze de meest indrukwekkende stukjes. “Dat roept herinneringen op aan gesprekken die ik zelf met cliënten voerde. Het boek hoeft me niet meer gerust te stellen. Ik weet hoe mooi en dankbaar het is om psychotherapeut te zijn.”