In een onooglijke, hartverwarmende Feyenoordkersttrui staat Diederik Gommers op het erf voor zijn huis. Bij de foto op Instagram heeft hij een flinke lap tekst geplaatst waarin hij oproept tot kerst in kleine kring. “De decemberdagen zijn voor vele altijd al donkere dagen, maar nu met de Covid is het nog erger. Er is echt licht aan het eind van de tunnel en we zijn er bijna. Hou nog even vol!” Het bereik van Gommers is aanzienlijk, binnen een dag heeft hij van 60.000 mensen ‘hartjes’ voor zijn bericht en hoewel hij pas twee maanden op Instagram zit, heeft hij al 382.000 volgers.
Dat wetenschappers zich op sociale media roeren, is een relatief nieuw fenomeen. Toch is hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans al jaren bezig op Twitter. Met bijna 50.000 volgers en 30.000 berichten is hij van alle EUR-professoren het actiefst. Hij pleit al langer voor de aanwezigheid van wetenschappers op sociale media. “Ik weet nog dat ik in de wetenschappelijke adviesraad van het Europese klimaatinstituut in Potsdam zat en daar een lezing mocht geven. Ik begon over Twitter en Facebook en ze keken me áán! Daar kreeg ik heel veel negatieve reacties op. Dat is zo’n tien jaar geleden. Inmiddels zie ik een aantal prominenten van dat instituut actief op Twitter. Dat is een begin, maar nog steeds veel te weinig.”
Gemiste kans
Hij ziet ook veel te weinig prominente wetenschappers van de Erasmus Universiteit op Twitter, zegt hij. “Bas Jacobs is actief en doet dat op zijn manier heel inhoudelijk. Maar ik kan er nog geen tien noemen en dat is echt een gemiste kans.” Volgens Rotmans kan Twitter een belangrijke bron van kennisverspreiding zijn, maar kun je er ook stelling nemen en nieuws creëren. Ik word heel vaak door de radio of televisie gebeld als gevolg van wat ik twitter.” Hij ziet geen enkele reden om dat niet te doen. “Je kunt natuurlijk niet genuanceerd zijn, daarom maak ik soms een draadje, zoals ik laatst met Lubach deed, van vijfentwintig tweets.”
Rotmans plaatste kanttekeningen en nuances bij de kritische Lubach-uitzending over aardgas. “Dat heb ik ook op LinkedIn gezet en daar is het 420.000 keer bekeken.” Dat bereik is voor hem een belangrijk doel. “Toen ik nog pur sang wetenschapper was en veel publiceerde, bereikte ik met een artikel hooguit duizend mensen. Wie bereikt er honderdduizenden of miljoenen mensen? Dat is toch de droom van elke wetenschapper? Daarom begrijp ik dat dedain niet. Dat is volkomen achterhaald.”
Hoewel hij met 161,8 duizend berichten de meest productieve EUR-wetenschapper op Twitter is, vindt politicoloog Chris Aalberts het onbelangrijk of wetenschappers actief zijn op sociale media. “Nee, totaal niet!” Hij moet er zelf hard om lachen. “Als ik kijk naar de namen op het lijstje van de EUR is dat heel veelzeggend en pas ik daar eigenlijk niet tussen. Ik ben de enige die daadwerkelijk iets met sociale media doet. Dit lijstje is gemaakt op basis van aantallen en die representeren bekendheid, niet dat mensen daar nuttige dingen doen.”
Voor Rotmans maakt hij een uitzondering. “Ik wil best aannemen dat hij dingen doet, maar Gommers? Af en toe een foto. Balkenende doet vrijwel niks, Putters twittert af en toe een rapportje en wat nieuws. Dus eigenlijk hebben zij als bekende mensen een privé mediakanaaltje. In die zin, en dan ga ik even arrogant doen, vind ik mezelf op dat lijstje het meest relevant op Twitter. Zonder Twitter kom je de rest ook wel tegen, mij niet.”
Relevantie
Hij plaatst sowieso vraagtekens bij de relevantie van sociale media voor wetenschappers. “De vraag is of als je iets wilt weten over Covid, je dan uitkomt bij het Twitter-account van Marion Koopmans of de Instagram van Diederik Gommers. Je hebt kranten, websites en talkshows en daar zit al die informatie in. De vraag is eigenlijk of Marion Koopmans op Twitter iets anders doet dan wat ze in een talkshow zegt. Al die bekende mensen hebben relatief veel mediatoegang, dus de kans dat ze iets zeggen op Twitter wat ze elders niet kwijt kunnen is niet zo groot.”
Van de mogelijkheid om op elkaar te reageren, is hij niet onder de indruk. “Koopmans kan misschien op een paar individuen reageren, maar op het grote geheel is dat een druppel op een gloeiende plaat.”
Rotmans is, zo zegt hij, zelfs gestopt met reageren. “Ik ga niet meer in discussie want daar komt geen einde aan. Vroeger deed ik dat wel. Zo raakte ik ooit met Diederik Samson in discussie tot 2 uur ’s nachts. Die was ook fanatiek en gaf niet op. Iemand vroeg toen of we niet samen een borrel konden gaan drinken. Daarop had hij wel een punt, dus dat hebben we maar gedaan. Je moet het een beetje kunnen relativeren.”
Weinig interactie
Hoewel er weinig interactie is, bedanken veel mensen Rotmans voor de informatie die hij deelt. “Ik weet dat als ik inhaak op de actualiteit, zoals bij Lubach, een plethora aan reacties krijg. Dat is misschien niet puur wetenschappelijke kennis die ik deel, maar in zo’n draadje vertaal ik wel mijn wetenschappelijke kennis op een populaire wijze, om antwoord te geven op de vraag: hoe komen we op een slimme manier van het aardgas af. Die vertaalslag is heel belangrijk.”
Of hij zijn verhaal ook in de krant kwijt zou kunnen? “Dat is typisch traditioneel gedacht. Als ik een opiniestuk schrijf voor een krant en ik mag kiezen tussen digitaal en papier, kies ik altijd het eerste. Dat wordt veel meer gelezen. Er is ook een publiek wat ik niet meer hoef te bereiken van 500 à 600.000 mensen, noem het Tegenlichtpubliek. Dat is al doordrongen van thema’s als duurzaamheid. Ik zie collega’s zich richten op mensen die ze al bereikt hebben. Daar ligt niet de uitdaging. Het gaat om de mensen die wel willen, maar niet weten hoe.”
Of dat lukt? “Ja, best wel aardig. Ik sta tegenwoordig vaker in het Algemeen Dagblad en De Telegraaf dan in De Volkskrant en NRC.”
Voor Aalberts is juist de interactie belangrijker dan het delen van kennis. “Interessant aan sociale media is dat je er iets terug kunt krijgen en leren en dat dit anders is dan de informatie uit de NRC. De meerwaarde zit in het in contact komen met andere stemmen en tips voor je werk. Alleen die hebben wetenschappelijk dan weer geen relevantie, meer journalistiek en in de opiniehoek.”
Hij volgt Forum voor Democratie sinds de oprichting op de voet en schreef een boek over Thierry Baudet. “Als ik een artikel deel van een wetenschapper die een interessant stuk heeft geschreven over de Europese fractie van Forum, levert dat helemaal geen interactie op. Die interactie is er wel als Baudet iets raars zegt en ik zeg dat hij dat twee jaar geleden ook al heeft gezegd. Voor mij is de meerwaarde dat mensen mij via Forum tegenkomen en informatie voor mij hebben. Zij komen mij minder snel tegen als ik dat publieke profiel niet heb.”
Geen privézaak
De EUR moedigt het gebruik van sociale media niet aan, maar ontmoedigt het ook niet, zegt woordvoerder Meral van Leeuwen: “We zien dat als de eigen keuze van mensen, wat niet betekent dat het een privézaak is. Als jij een openbaar profiel hebt en daar zaken op post, is het openbaar. De buitenwereld beschouwt dat helaas ook niet als een privézaak, dus kunnen wij dat ook niet doen.”
Rotmans stimuleert zijn eigen mensen wél om actief te zijn op sociale media. “De uni loopt jaren achter wat dat betreft. Met promovendi heb ik het er vaak over en ik zie dat iemand als Derk Loorbach (directeur van onderzoeksinstituut DRIFT, red) zich steeds meer manifesteert op de sociale media. Uitstekend, dat heb ik hem ook aangeraden.”
Maatschappelijke impact
Volgens hem wordt maatschappelijke impact steeds belangrijker op de universiteit, tegenover wetenschappelijke impact. “Ze gaan dat eindelijk meten en in kaart brengen. Ik behoor tot degenen met de grootste maatschappelijke impact op de Erasmus Universiteit, ik sta in elk geval in de top 5, en sociale media spelen een belangrijke rol in het vergroten van je maatschappelijke impact. Daarom verwacht ik dat steeds meer wetenschappers zich gaan roeren op de sociale media, ook om hun maatschappelijke impact te vergroten”
Hij durft Rotmans de stelling aan dat als je een wetenschapper bent met veel maatschappelijke impact je per definitie sociale media gebruikt. “Over vijf of tien jaar weegt dat misschien wel even zwaar als wetenschappelijke impact. Ik zie nu al dat de KNAW, NWO en de VSNU die richting op gaan. En als dat eenmaal doorzet, volgt iedereen vanzelf wel.”
Toch blijven er uitzonderingen op de regel. “Iemand als Willem Schinkel gebruikt helemaal geen sociale media en heeft wel de nodige maatschappelijke impact. Henk Oosterling ook en die heeft niet eens een mobiele telefoon, dat is dan weer het andere uiterste. Die kunnen dat nog op een klassieke manier doen. Ieders eigen keuze, maar dit is nog maar het begin. Over vijf jaar zou je zo’n artikel niet meer hoeven schrijven omdat er veel meer actief zijn. Dan stop ik wellicht omdat ik niet meer onderscheidend ben.”
Tip: niet te lang
Rotmans heeft nog wel een paar tips. “Het is een kunst en ik zie maar weinig mensen die hem beheersen. Ik zie wetenschappers, ik zal geen namen noemen, die met onbegrijpelijke tweets komen. Veel te lang, zonder duidelijke boodschap. Geen idee wat ze precies bedoelen. Dan neem je te weinig tijd. Zet even op papier wat je precies wilt zeggen en wie je wilt bereiken. Niet zomaar beginnen met twitteren. Over elk bericht denk ik goed na, elk woord weeg ik af. Als je naar mijn tweets kijkt zijn ze haarscherp, daar zit geen woord Spaans bij. Ik ben een half uur per dag bezig, verspreid over drie, vier momenten.” Want naast inhoud is timing is belangrijk, benadrukt hij. “Ik werk ’s nachts bijvoorbeeld, maar dan zet ik ze klaar voor ’s ochtends. Op maandagmorgen 10 uur zit iedereen te Zoomen, dan heeft het geen zin. Je moet het doen in de lunchpauze, of aan het einde van de dag. En je moet volgen wat er gebeurt op sociale media.”
Een nadeel is volgens hem dat Twitter een open riool is geworden, met scheldpartijen. “Vorig jaar was een dieptepunt. Ik stond een paar keer in De Telegraaf als groene draak en ging in debat met Thierry Baudet op de EUR. Daarna kreeg ik al zijn trollen over me heen, gelukkig houdt zo’n charlatan het nooit lang vol, blijkt nu wel weer. Zodra ik iets twitterde, waarschuwden ze elkaar en begon het. Als ze me uitschelden negeer ik ze en als me bedreigen blokkeer ik ze.”
Dat zijn er inmiddels een paar duizend en dat kost een hoop tijd. Ze dreigden ooit mijn huis in brand te steken, toen zei ik: “Zorg dan wel dat ik thuis ben, anders is het zonde.”” Het is volgens hem belangrijk om een dikke huid te hebben en er nonchalant mee om te gaan. “Anders kun je er beter niet aan beginnen. Ik lig daar geen seconde wakker van, maar mijn kinderen en vrouw lezen soms ook mee. Dat is behoorlijk ingrijpend, zoals een man die mij wilde laten opsluiten in een gesloten psychiatrische inrichting, vlakbij mijn eigen adres, want hij wist waar ik woonde. Of een man die mij voortdurend voor Joseph Goebbels uitmaakte. Dus ik overwoog om te stoppen maar kreeg toen zoveel adhesiebetuigingen van mensen die toch op die kennis en opinies zitten te wachten, dat ik ben doorgegaan.”
Trollenlegers
Ook Aalberts is bekend met de trollenlegers. “Gescheld, intimidatie en gezeik is dagelijks aanwezig. Maar er is zoiets als een negeer- en blokkeerknop. Dus ik dubbelklik wat af en dan is het weg, zo houd ik het netjes.”
Terug naar Diederik Gommers die voorlopig met name commentaar krijgt op zijn Feyenoordtrui. Of hij nog ijdeler is geworden van alle aandacht die hij krijgt? “Nee ik ben niet ijdeler geworden maar ik heb een doel: ik wil met elkaar het virus bedwingen. Daar wil ik een kleine bijdrage aan leveren door mijn beperkte kennis over te dragen. Niets meer en niets minder.”