In december 1945 komen de eerste repatrianten uit Indonesië aan in de Sint Jobshaven. In het voorjaar van 1951 komen de eerste van in totaal 12.500 mensen vanuit de Molukken aan op de Lyodekade. In de daarop volgende jaren en decennia komen ook mensen van de Nederlands-Caribische eilanden en vanuit Suriname. Veel migranten komen uit voormalige Nederlandse koloniën, maar ook worden arbeidsmigranten overgebracht vanuit Turkije en Marokko.
Waar de ene groep bij elkaar moet blijven in aparte wijken, in de volksmond Molukse wijken, worden andere groepen later juist verspreid door de stad. Volgens het spreidingsbeleid mocht maximaal 5 procent van een groep migranten in een Rotterdamse wijk wonen. Mensen uit voormalig Nederlands-Indië (zo heette Indonesië toen het een Nederlandse kolonie was) moesten zich volledig aanpassen. “Zij zijn eigenlijk met harde hand geassimileerd”, vertelt Charl Landvreugd, een Rotterdamse kunstenaar, in de derde aflevering van de podcast Nooit Bewust Opgeslagen. “Er was sociaal werk, om het zo maar te zeggen, en dat kwam controleren of mensen uit Indonesië wel elke woensdag de was deden zoals de ‘Hollandse’ mensen dat deden. Rijst eten was uit den boze, ze moesten leren om aardappelen te schillen. Het gevaar was dat als je het niet deed, je kinderen bijvoorbeeld konden worden afgepakt.”
Hoe anders was het voor de ouders van fotograaf Ed Leatemia. Zijn ouders kwamen in 1951 aan in Rotterdam, en net als vele andere mensen van de Molukken geloofden zij in de belofte van de Nederlandse regering dat ze ooit terug zouden kunnen naar een onafhankelijke Molukse staat. “Ik ben, net als zoveel anderen, opgegroeid in een situatie zonder goede voorbeelden, zonder rolmodellen. De focus was terugkeren. Als kind en als tiener zag ik mijn ouders in de winter verzuchten en naar buiten kijken: ‘Mijn god, wanneer gaan we terug?’” Leatemia vertelt hoe hij ook die frustratie voelde. Dat uitte zich in een drugsverslaving. Nu is hij al jaren afgekickt, wil hij wat doen voor mensen van Molukse afkomst en dus werkt hij aan een fotoboek over Molukse rolmodellen. Hij fotografeert er zeventig, omdat het volgend jaar zeventig jaar geleden is dat zijn ouders aankwamen in Rotterdam.
Niet iedereen kwam naar Nederland met het idee zich hier te vestigen. Studeren in het moederland was voor bepaalde groepen in de gekoloniseerde gebieden heel normaal. “Mijn vader studeerde landbouw, zijn zus en broertje medicijnen”, vertelt Landvreugd.
Historicus Esther Captain doet onderzoek naar het koloniale verleden van Rotterdam. Voor haar hoofdstuk dook ze in de geschiedenis van haar vader, die in Rotterdam studeerde aan de zeevaartschool.
Vader Captain woonde een tijd op Honingerdijk 70, vlak naast het huidige Exelsiorstadion. Oude foto’s uit zijn fotoboek laten een ontspannen en gezellige tijd zien tussen andere studenten. Migratie is meer dan alleen assimileren en integreren, vertelt Captain. “Er is ook levenskracht en levenslust. Bijvoorbeeld Indorock (rock ’n roll die voornamelijk door muzikanten uit voormalig Nederlands-Indië werd gespeeld, red.), die zich in die tijd ook in Rotterdam manifesteerde en dat de stad ook wel opschudde.”
Captain wil laten zien dat er ook een mooie kant is aan migratie, niet alleen de negatieve verhalen die je vaak hoort. “Neem bijvoorbeeld de Chinees-Indische restaurants die toen van de grond kwamen. Mensen maakten kennis met een nieuwe keuken, met smaken die ze niet kenden. Mensen gingen voor het eerst uit eten, of eten afhalen. Daarvoor waren ze groeten, vlees en aardappelen gewend. Dus je kunt je voorstellen dat er met migratie allerlei ontmoetingen ontstaan die soms wat ongemak opleveren, maar die ook heel inspirerend zijn. En die beide kanten wil ik laten zien.”