Als dit niet slechts lippendienst en aanleiding voor een mooi fotomoment is (onlangs zag ik een evenement voorbijkomen dat werd gesponsord door Dow Chemical, pijnlijk), zou de Erasmus Universiteit echt voorop kunnen gaan in het veranderingsproces van zakelijke doelstellingen zoals aandeelhouderswinst en persoonlijk gewin tegen elke prijs naar B-corporations, coöperaties en de circulaire economie. Toonaangevende Nederlandse denkers zoals Rutger Bregman stippelen de koers uit die we kunnen volgen.
Het Strategisch Plan 2024 van de EUR stelt de toepassing van ‘ontwerpdenken’ in ‘implementatielabs’ aan de orde en roept een ‘Design initiative’ in het leven. In de Strategie 2024 Erasmus zelf is een hele pagina gewijd aan ‘Onze kernactiviteiten uitbreiden met designonderzoek en -onderwijs’. Je zou je daarbij kunnen voorstellen dat ‘investeren in gezamenlijke designfaciliteiten en -initiatieven’ leidt tot een interdisciplinair centrum voor designdenken om alle aspecten van het leven en de gebouwde omgeving kritisch te evalueren en aan te passen om een betere bijdrage te leveren aan de manier waarop menselijke dieren van uiteenlopende aard de dingen feitelijk gebruiken (een soort Gebruikerservaringlab (UX) voor alles, in het bijzonder voor het veelbesproken onderwerp van digitalisering).
Als ik nadenk over het integreren van designprincipes in onze fysieke campus, stel ik me ronde of zeshoekige gebouwen voor met passieve verwarming en koeling (zoals in de Londense Gherkin tower), met overal planten, zelfsturende regenwatercollectoren en kamers met verschillende sferen (een verduisterde kamer waar je een dutje kunt doen; een helder verlichte kamer om seizoensgebonden affectieve stoornissen in de winter tegen te gaan, enzovoort).
Maar zelfs als we zo’n cool centrum kunnen bouwen als in mijn fantasie, dan nog is het cruciaal dat we design of nieuwe centra er niet ‘bijplakken’ op onze campus, maar dat we de campus beetje bij beetje wezenlijk veranderen, om een design-ecosysteem te creëren. In plaats van uitbreiden moeten we organisch zaaien, snoeien en enten, van het macro- tot het microniveau.
Doen we dat niet, dan gaat een dergelijke gedurfde visie voorbij aan de kern van design: een entiteit verwerft haar eigenschappen uitsluitend via haar context, haar omgeving. Natuurlijk, ons gedroomde designinitiatief zal er altijd uitspringen. Maar waar zijn de inspirerende, niet-commerciële muurschilderingen op onze bestaande universitaire gebouwen, de verhalen over de vertrapten en de meer duistere momenten in de Nederlandse geschiedenis (in de stijl van Diego Rivera)? Hoe wordt afgerekend met de bestaande infrastructuur om gehoor te geven aan de roep om diversiteit (waaronder neurodiversiteit) en omgevingsdesign?
In plaats daarvan bewandelen we momenteel de oude weg om veelvoorkomende problemen aan te pakken; die ingesleten gewoonte om op gevoelens van bedreiging te reageren met de harde hand van meer toezicht. We proberen de symptomen van depressie en psychische aandoeningen te bestrijden, in plaats van op zoek te gaan naar sociale en institutionele oorzaken, zoals bij de nietszeggende ‘smile’-campagne (terwijl we uit de psychologie weten dat dit een vreselijk onderdrukkende en ineffectieve manier is om zelfmoorden en depressie te voorkomen, te vergelijken met de belegen en seksistische opmerking tegen vrouwen die laten zien dat ze verdrietig zijn om te blijven lachen of wat vrolijker te zijn). De propagandaminister die deze agressieve ‘Today is a perfect day to be happy :-)’-campagne bedacht heeft, zou onmiddellijk moeten worden ontslagen.
Er zijn betere manieren om gedrag te veranderen dan met campagnes die gebaseerd zijn op angst of druk van bovenaf. Dat is nu net waar design om draait: elegantere manieren vinden om in behoeften te voorzien, met minder geweld en schade. Geloven in de oproep ‘leve de vooruitgang!’ zonder ons vast te bijten in ongemakkelijke feiten is je reinste struisvogelpolitiek.
Als we niet voortdurend actief leren van onze existentiële kwetsbaarheid als mens en van de collectieve fouten van onze culturen, houden we onwetendheid systematisch in stand – wat neerkomt op precies het tegenovergestelde van de voorgegeven bestaansreden van de universiteit. In een recente videomeme herinnert acteur en voormalig rapper Will Smith ons eraan dat afrekening met onze collectieve geschiedenis niet betekent dat die geschiedenis onze schuld is, maar wel dat het onze verantwoordelijkheid is dit op te lossen. We hebben een verantwoordelijkheid om de schade die is aangericht sociaal en ecologisch te herstellen, of we er nu actief aan hebben bijgedragen of niet.
Wij, de bevoorrechten, bij een bevoorrechte instelling, hebben betere fora nodig voor gesprekken, meer transparantie in onze universitaire governance, meer democratie. Dat is design.
Het opzettelijk over het hoofd zien van deze kernwaarden van design wringt met onze beste bedoelingen en zal ons grotere project alleen maar in gevaar brengen en verzwakken. Als we serieus genomen willen worden met betrekking tot design, moeten we gevoeliger worden voor de dagelijkse aanvallen waar we leden van onze gemeenschap institutioneel aan blootstellen.
Een stompzinnig voorbeeld. In de mannentoiletten in het Paviljoen zijn enige tijd geleden videoschermen op de urinoirs geïnstalleerd (ik weet niet of ze ook in de toiletten van de vrouwen zijn aangebracht). Geen enkel bedrijf heeft daar advertenties gekocht (gelukkig). De schermen tonen voornamelijk schreeuwende kleuren en oplichtende woorden. Terwijl we ons bezighouden met misschien nog het enige toevluchtsoord in de moderne publieke samenleving, namelijk de lichamelijke noodzaak om ons te ontdoen van verteerd voedsel en drank, leiden de schermen vooral onze aandacht af en zijn ze een bron van ergernis. Deze poging om een intiem, persoonlijk moment over te nemen voor reclamedoeleinden, om nog een laatste beetje van onze aandacht eruit te persen, maakt misbruik van ons op ons meest kwetsbare moment. Het is slecht design en een blijk van gebrek aan respect en beschaving.
Als we geen grenzen in acht nemen, niet enig concept van respect hebben, is er geen sprake van design. Zonder esthetische sensibiliteit zijn we als instelling net zo medeplichtig als de meest schaamteloze marketeer die erop uit is om onze bevolking te verzwakken. Ons eraan herinneren dat we voor 10.00 uur koffie kunnen krijgen voor één euro is veel minder belangrijk dan het respecteren van de autonomie van mensen op hun meest persoonlijke, dierlijke momenten. In een kosten-batenanalyse van de aandachtseconomie is het het niet waard om onze aandacht te trekken wanneer we staan of zitten te plassen. Als de EUR geestelijke gezondheid serieus neemt, moeten ze ons in de eerste plaats wat ruimte geven (een pluim voor The Living Room-project dat een positief voorbeeld creëert van hoe dit eruit kan zien.)
Hoewel ik zonder aarzelen pleit voor minder reclame op de campus, is dit natuurlijk vooral een symptoom van een ernstiger ziekte in onze samenleving, die we kunnen verergeren of verbeteren. Esthetiek en ethiek moeten verweven zijn in de structuur van onze campusgemeenschap, vooral op terreinniveau, wat onder de verantwoordelijkheden valt van de hoogste besluitvormers/beleidmakers. Wanneer weloverwogen ecologische, sociale, psychologische en lichamelijke ethiek en esthetiek, evenals die met betrekking tot de omgang tussen de soorten, deel uitmaken van onze leidende beginselen, zal dit leiden tot verhoging van het leervermogen van studenten en vermindering van depressie en burn-out, en al die andere epifenomenen waar we verwoed geld aan uitgeven maar met weinig resultaat.
Luisteren en leren zijn precies waar het bij Strategie 2024 allemaal om ging. Maar behalve de ontwikkeling moet ook de implementatie van de strategie worden geleid door een intergenerationeel, ecologisch, esthetisch en ethisch getoonzet team, samengesteld uit wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke medewerkers, en niet door een stel bureaucraten die de dingen waarover ze beslissen niet gebruiken. Het ‘hoe’ van een project is net zo belangrijk als de inhoud ervan. Als we instrumentaliseren, halve maatregelen nemen en principes en beloften onder het tapijt vegen, blijven we uiteindelijk met een grote stofhoop zitten die ons het zicht beneemt.
Als alternatief, en in aansluiting op de digitaliseringsgekte, kunnen we besluiten en operaties openstellen voor openbare controle en onze beloften nakomen door te voldoen aan onze publieke verantwoordingsplicht. Met een beetje epistemische nederigheid zouden we meer inzicht kunnen krijgen in de grenzen van onze visie en wijsheid, zoals Naomi Oreskes betoogt in haar nieuwe boek Why Trust Science? Als we het erover eens zijn dat we een instelling zijn die toegewijd is aan de wetenschap, in het bijzonder de wetenschap van het design van het menselijk milieu, en dat dat milieu ertoe doet, laten we daar dan ook naar handelen, door onverschrokken meer aandacht te schenken aan hoe de inrichting van onze omgeving op ons van invloed is.
In solidariteit,
Yogi Hendlin, universitair docent, ESPhil & Core Faculty van het Dynamics of Inclusive Prosperity Initiative