Klimmen, tennis, turnen en hardlopen. Zomaar wat sporten die Amber Meulenbeld (20, researchmaster Health Sciences bij het Erasmus MC) tot twee jaar geleden met veel plezier beoefende. Niet op Olympisch niveau, maar wel vol overgave. Tot ze op een ochtend wakker wordt met knallende hoofdpijn. Herkenbaar voor veel studenten, maar het voelt dit keer anders. “De pijn ging niet weg en ik had heel raar zicht.” Na veel omzwervingen komt de studente bij een neuroloog die het mysterie oplost. “Hij constateerde een hersenaandoening. De aandoening is uiteindelijk snel opgelost, alleen is er wel blijvend letsel. Mijn oogzenuw functioneert niet meer.”

De coronacrisis gooide roet in het eten voor de studenten die op weg waren naar de Olympische Spelen. Tokio 2020 werd een jaar uitgesteld. Lees in ons dossier meer over hoe vijf student-topsporters met Olympische ambities zich voorbereidden en omgingen met die teleurstelling.

Dubbel en onscherp

Aan een tafeltje in het café van het Erasmus MC vertelt Meulenbeld over die periode met hetzelfde gemak als waarmee ze even daarvoor over de inrichting van hetzelfde café praatte. De glimlach verdwijnt ook nu niet van haar gezicht. Maar de constatering van de arts veranderde haar leven voorgoed. “Ik zie maar 20 van de 180 graden die een normaal mens ziet. En uit wat ik zie, kan ik ook niet veel opmaken. Veraf zie ik namelijk onscherp en dichtbij zie ik dubbel.”

Ze illustreert haar handicap met een persoonsbeschrijving van de interviewer, die op nog geen meter afstand zit. “Ik zie jou nu wel, maar niet waar je ogen zitten. En ik zie twee versies van jou, dus ik weet niet waar je echt zit. Je trui is groen.” Ondanks dat de neuroloog de oorzaak van haar klachten vond, kon ook de arts lang niet alle vragen die Meulenbeld had beantwoorden. “De aanleiding is nog steeds niet echt duidelijk, maar de schade wel.”

Amber-2
Beeld door: Ronald van den Heerik

Donker

In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten, probeert ze het beste van de situatie te maken. De eerste uitdaging: haar studie. Als tweedejaars student van het University College aan de Universiteit Leiden zou ze destijds wellicht een stapje terug moeten doen. Maar daar dacht Meulenbeld anders over. “Ik heb mijn studie gewoon op tijd afgerond. Natuurlijk ging het vroeger wel wat makkelijker en haalde ik iets sneller hogere cijfers, maar het is allemaal gelukt.”

Dan uitdaging twee: de sport. Want zoals ze zelf zegt, de sporten die ze in het verleden beoefende zijn nu ‘toch wat minder handig’. “Ik dacht: ik moet iets kiezen waarbij ik mijn ogen niet echt hard nodig heb. Op een of andere manier leek roeien me wel een goede sport. En gezellig, aangezien veel studenten het doen.” Met de gezelligheid zit het al snel goed, maar in de praktijk blijkt ook roeien met een visuele beperking een stuk lastiger dan verwacht. “Als je goed bent, heb je je ogen niet erg nodig. Maar als je net begint, is het toch een stuk moeilijker.”

Vooral de eerste keer in de boot, nu iets meer dan een jaar geleden, vergeet Meulenbeld niet snel meer. “Dat was in het donker. Niet echt slim. Maar ik denk niet dat het veel slechter ging dan bij andere mensen die voor het eerst roeien. Ik viel niet heel erg op in die boot. Eng was het wel, maar vooral alles om het roeien heen was wennen. In de boot stappen bijvoorbeeld. Ik vond het wel direct leuk. De gezelligheid en het teamgevoel.”

Paralympisch team

Na een paar maanden neemt ze contact op met de roeibond om te kijken of er hulp geboden kan worden bij de praktische problemen. “Ik kan wel mee roeien met de gewone studenten, maar het kost mij zo veel moeite buiten het roeien om. Alleen bijvoorbeeld al om een boot in het water te leggen. Of in de boot te stappen.” Maar ook in het roeien zelf moet ze de nodige aanpassingen doen in vergelijking met de andere roeiers op de vereniging. “Het is belangrijk dat je met z’n allen tegelijkertijd dezelfde beweging maakt. Sommige mensen doen dit op basis van hun zicht, omdat het makkelijk is om te kijken wat de persoon voor je doet. Alleen ik kan dat niet zien, dus ik doe het door te luisteren.”

Amber-18
Beeld door: Ronald van den Heerik

Er belt al snel iemand van de bond terug, maar niet de persoon die ze verwachtte. “Het was de assistent-bondscoach van het paralympische team. Of ik misschien een keer kennis wilde maken, want ze wilden mij best helpen.” De studente traint in de periode daarna steeds vaker bij het trainingscentrum van de roeibond in Amsterdam. Na een aantal maanden vraagt de assistent-bondscoach of ze een keer in wilde vallen tijdens een training met het paralympische team. “De poule met mensen die in deze klasse mogen roeien is niet zo groot en ze zoeken altijd naar mensen. Wat mijn antwoord was? ‘Lijkt mij leuk, maar ik kan het helemaal niet zo goed.’”

Bijzondere klasse

De feiten bewijzen al snel haar ongelijk. De trainingen gaan zo goed dat ze eind deze zomer wordt gevraagd vast lid te worden van de paralympische vier met stuurman die in Tokyo om de medailles moet roeien. De klasse waarin Meulenbeld en haar teamgenoten uitkomen, is een bijzondere. Zo zijn de teams in meerdere opzichten gemixt. “Wij roeien met mannen en vrouwen door elkaar en de teamleden hebben zowel visuele als lichamelijke beperkingen. Alleen mag per boot van vier maar de helft van de bemanning een visuele beperking hebben, anders zou het voordeel te groot zijn. Ik kan natuurlijk wel mijn hele lichaam gebruiken.”

Amber-22
Beeld door: Ronald van den Heerik

Met zes roeiers begon het team dit najaar aan het ‘paralympische traject’. In de komende maanden wordt bepaald wie er als reserves worden ingezet en welke vier roeiers de plaatsing voor Tokyo moeten binnenhalen. “Begin september was de eerste kans tijdens het WK. Dat is helaas niet gelukt, al zat ik zelf toen niet in de boot. Eind april is de volgende en tegelijk ook laatste kans tijdens het kwalificatietoernooi. Daar moet het gebeuren. Als ik aan dat moment denk, is het wel spannend. Maar we hebben nog even om ons voor te bereiden.”

Onverwachte passie

De sportieve carrière van Meulenbeld gaat razendsnel. Ter illustratie: toen haar teamgenoten deze zomer probeerden zich te kwalificeren voor Tokyo, zat de roeister thuis omdat de onderzoeken om te bewijzen dat haar handicap ook echt is nog niet waren afgerond. “Soms hoor je van mensen dat het makkelijk is om in een paralympisch team te komen omdat er niet zo veel tegenstanders zijn. Het wordt dan niet als volwaardige tegenhanger van de normale sport gezien. Maar ik weet hoeveel tijd, moeite en energie ik in deze sport steek. Je moet gewoon een hoog niveau hebben om internationaal mee te kunnen doen. En als sporter met een beperking kost het dagelijks leven mij ook veel energie.”

De komende maanden zijn overvol voor de roeister. Naast haar master in het Erasmus MC, volgt ze ook nog een master in Utrecht en traint ze negen keer per week. “Het is nu vooral nog heel leuk. Maar als ik denk aan de toekomst, wordt het wel spannend. Mochten er nog meer trainingen komen of in Amsterdam zijn, moeten de studies misschien op een laag pitje. Maar ik denk dat iedereen wel bereid is om dat offer te brengen voor een medaille op de Spelen. Ik heb er wel veel zin in. Het is onverwacht, maar ik heb mijn passie echt gevonden in het roeien.”

Lees één reactie