Het publieke debat over onderwerpen als het klimaat, immigratie en Zwarte Piet is de afgelopen jaren fors verhard. Wat is er aan de hand?
“Ik denk dat de term ‘cultuurstrijd’ in toenemende mate een juiste aanduiding is. Er wordt veel gesproken over polarisatie, maar we zien niet zoveel aanwijzingen in het onderzoek dat de posities op de afzonderlijke onderwerpen – bijvoorbeeld Zwarte Piet – steeds sterker uit elkaar komen te liggen. Wat we wel lijken te zien is dat opvattingen over verschillende onderwerpen, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, met elkaar verbonden raken. Dat hoe iemand denkt over Europa samenhangt met zijn opvattingen over het eten van vlees. Ook op grote thema’s als immigratie en klimaatverandering vallen overtuigingen steeds vaker samen.”
Willem de Koster is cultuursocioloog aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB). De universitair hoofddocent werkt samen met Jeroen van der Waal en Kjell Noordzij aan het vier jaar durende onderzoeksproject Dutch culture wars. Daarin onderzoeken ze onder andere waarom lager opgeleiden meer wantrouwen hebben jegens politici en rechters dan hoger opgeleiden.
Dat klinkt alsof Nederland weer aan het verzuilen is.
“Het grote verschil met het verzuilde Nederland van de jaren vijftig, zestig en zeventig is dat de assen waarlangs de polarisatie zich nu voltrekt, niet langer te maken hebben met vraagstukken als seksuele bevrijding, homorechten en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Met het voortschrijden van de secularisering zijn dat nauwelijks nog discussiepunten. De nieuwe vorm van polarisatie gaat tussen een groep die hecht aan sociale orde, stabiliteit en niet-religieuze tradities, en een groep die diversiteit en verandering omarmt. Het is een cultureel conflict.”
En in dat culturele conflict zijn twee partijen?
“Ja. Een aantal jaar geleden was het nog zo dat je het op het ene standpunt – zeg, de doodstraf – heel erg met iemand oneens kon zijn, terwijl je op een ander thema – bijvoorbeeld verre vliegvakanties – hetzelfde vond. Maar er zijn steeds minder dwarsverbanden tussen de twee groepen.
“In de VS is daar mooi onderzoek naar, waaruit blijkt dat democraten en republikeinen elkaar hele slechte mensen vinden waarmee je eigenlijk niet zou moeten omgaan, die ze het liefst hun burgerrechten zouden ontnemen. Sociologen noemen dat affectieve polarisatie. Daarnaast zien we dat politieke opvattingen verknoopt zijn geraakt met leefstijlvoorkeuren. De Telegraaf of De Groene Amsterdammer, een Toyota Prius of een pick-uptruck, sojamelk of gewone melk in je koffie – het is allemaal onderdeel geworden van het conflict.
Kun je verklaren waarom mensen zich zo nadrukkelijk terugtrekken in een kamp?
“Als cultuursocioloog zou ik zeggen dat het illustreert hoe mensen hunkeren naar betekenis, hoe graag ze ergens bij willen horen. De wereld mag niet langer door god gegeven zijn, daar wil men iets voor in plaats. Het voorziet het leven van zin om bij een groep te horen waarin je min of meer gehouden wordt aan bepaalde regels.”
De Leidse politicoloog Rudy Andeweg beklaagde zich een paar jaar geleden over de mate waarin politiek en journalistiek belang hebben bij het cultiveren van de tweestrijd. In hoeverre is het niet gewoon een verdienmodel?
“Natuurlijk is het voor zowel politieke partijen als media aantrekkelijk om in te spelen op maatschappelijke tegenstellingen. Het is een makkelijke manier om je te positioneren.”
Jij omschrijft het als een cultureel conflict. Maar de onvrede die aan de basis lag van de gelehesjesbeweging werd vooral vanuit economisch perspectief geduid. Is er niet gewoon sprake van een groeiende kloof tussen een geprivilegeerde kosmopolitische elite en een groep ‘normale burgers’ die steeds moeilijk rond kan komen?
“Als je kijkt naar het onderzoek, zie je dat de voornaamste breuklijn te maken heeft met het opleidingsniveau, niet met de economische positie. Het is de laagopgeleiden tegen de hoogopgeleiden. Dan kun je zeggen dat hoogopgeleiden het financieel gemiddeld beter hebben. Maar als je in dit soort surveys kijkt naar baanzekerheid en inkomen – die beide samenhangen met opleidingsniveau – houden die niet of nauwelijks verband met de standpunten die we nu bespreken.
“Een interessant voorbeeld is het recente protest van de Nederlandse boeren. Als de stikstofdiscussie in de jaren vijftig had gespeeld, was het een puur technische en economische kwestie geweest. Maar nu ging de discussie over nationale trots, over onze manier van leven die behouden moest worden. Henk Bleker, voormalig staatssecretaris, riep vanaf het podium dat we ons niets moesten aantrekken van loserige veganisten. Er werd nadrukkelijk geappelleerd aan allerlei culturele componenten.”
Sinds de opkomst van Pim Fortuyn lijkt iedereen op zoek naar de goedkeuring van ‘de gewone Nederlander’. Wat is jouw verklaring hiervoor?
“Bij de opkomst van Fortuyn waren veel mensen verbaasd over de aanwezigheid van anti-immigratiesentimenten. Ook internationaal. Nederland was toch het land van de tolerantie. Maar als je kijkt naar sociaalwetenschappelijk surveyonderzoek van voor die tijd, waren die denkbeelden al lang aanwezig onder delen van de bevolking. Ze werden alleen nog niet politiek gearticuleerd. Ik denk dat veel politici – en ook journalisten trouwens – zich in 2002 rot geschrokken zijn van het feit dat ze deze sentimenten niet hadden gezien en dat ze sindsdien heel erg hun best doen om dat recht te trekken.”
Er zijn mensen die vinden dat we zijn doorgeslagen. Is het niet opmerkelijk dat de boeren met hun – soms gewelddadige – protest in het hele land toegejuicht werden, en hun eisen bovendien ingewilligd, terwijl de demonstranten van Extinction Rebellion binnen een paar uur van straat geveegd werden?
“Het is een machtsstrijd. Beide kampen proberen te strijden voor wat ze willen. Het is veelzeggend dat deze twee in het publieke debat lijnrecht tegenover elkaar worden geplaatst. Maar ik probeer hier als cultuursocioloog geen normatieve opvatting over te hebben.”
Jouw collega’s sociologen Willem Schinkel en Rogier van Reekum hebben net een boek geschreven waarin ze dat nadrukkelijk wel doen. Sterker nog, zij zeggen: het is gevaarlijk om te doen alsof er sprake is van twee gelijkwaardige partijen in een debat, als de ene groep consequent bedreigd of gemarginaliseerd wordt.
“Ik voel niet de behoefte om commentaar te leveren op mijn collega’s. Ik heb hier als burger natuurlijk, net als eenieder, wel ideeën over. Maar ik ga niet zeggen naar wie je moet luisteren. Ook niet dat je naar beide kampen evenveel moet luisteren overigens. Mijn positie is dat ik helemaal niks kan zeggen over naar wie je wel en niet moet luisteren, omdat dat normatieve keuzes zijn die op geen enkele manier wetenschappelijk te funderen zijn. Ik praat ook niet met jou omdat ik van die leuke privémeningen heb, maar omdat ik word geacht om hier analytisch iets verstandigs te zeggen. En dan ben ik er zelf huiverig voor om mijn eigen persoonlijke opvattingen van een sausje van wetenschappelijke legitimiteit te voorzien.”
Laat ik het anders vragen: is de cultuurstrijd een bedreiging voor de mate waarin we in Nederland op een prettige manier met elkaar samenleven?
“Het leidt tot een vermindering van de sociale cohesie. En met van die felle tegenstellingen wordt het lastiger om politiek tot besluitvorming te komen. Tegelijkertijd zorgt het wel voor een echt politiek debat, waarin standpunten duidelijk worden verkondigd. Het hangt er vanaf wat je voorkeur heeft.”
Heb je een advies om het kerstdiner zonder kleerscheuren te overleven?
“Een oud devies is: vermijd politieke thema’s als je het gezellig wil houden. Maar dat kan niet meer. Alles is gepolitiseerd. Of het nu gaat om het eten op tafel (vlees of niet?), om je tante die net op vakantie is geweest (vliegschaamte), of om een sigaretje roken tussendoor.
“Mijn advies zou zijn: activeer de socioloog in jezelf. Ga niet op zoek naar je eigen gelijk, maar probeer bij standpunten die je in eerste instantie volstrekt idioot vindt te achterhalen wat iemand drijft. In mijn onderzoek probeer ik me ook altijd te verplaatsen in het perspectief van de meest uiteenlopende groepen, van rechts-extremisten op Stormfront tot orthodox-protestantse homo’s. Het is heel lastig om iemand van een stellige mening af te praten, dan kun je je tijd beter besteden om iemand te verstehen.”
Brengt dat ons ook dichter bij elkaar?
“Er is allerlei literatuur uit de politicologie en de sociologie die laat zien dat de affectieve polarisatie vermindert als je met mensen spreekt over wat er achter hun standpunten schuilgaat. Omdat je leert dat er, ook al ben je het er niet mee eens, wel degelijk argumenten zijn die het een legitiem standpunt maken. En belangrijker nog: dat er een mens van vlees en bloed schuilgaat achter die mening.”