Niels van Poecke is wetenschappelijk docent Kunsttheorie en Sociologie van Kunst en Cultuur aan de Erasmus School of History, Culture and Communication. Hij is gespecialiseerd in kunstfilosofie, popmuzieksociologie, cultuur en sociale ongelijkheid, en de rol van authenticiteit in de westerse cultuur.
Nadat bekend werd dat R. Kelly – die al vaker was beschuldigd van seksueel misbruik – verdacht wordt van het tegen hun wil in opsluiten, hersenspoelen en seksueel misbruiken van vrouwen, klonk op sociale media de oproep om zijn werk te boycotten. Sinds Harvey Weinstein en MeToo wemelt het van de muzikanten, filmmakers en komieken die publiekelijk aangeklaagd worden. Wat is er aan de hand?
“We leven in een samenleving waarin we transparantie eisen over alles, van de manier waarop Facebook met onze privacy omgaat tot hoe politici hun besluiten nemen. En hier gaat het over genderongelijkheid, over machtsmisbruik door mannen. Daar is iets aan het verschuiven. Er is sprake van een post-feministische golf. Lange tijd werd er vooral kritiek geleverd op onrechtvaardige verhoudingen tussen man en vrouw. Nu is er een breed gedragen behoefte om ook verandering af te dwingen. De kritiek moet leiden tot een volgende stap. Er moeten koppen rollen.”
Het sentiment is: ze komen er niet meer mee weg.
“Dat is natuurlijk niet alleen in de kunsten. Overal wordt machtsmisbruik door mannen, maar ook door vrouwen, aan de kaak gesteld. Ook in het bedrijfsleven, of hier, op de universiteit.”

Het is wel opmerkelijk dat het de afgelopen jaren vooral kunstenaars waren die er van langs kregen. Alsof ze lange tijd vrijelijk hun gang konden gaan. Is dat zo?
“Je zou kunnen zeggen dat kunstenaars al sinds lange tijd een soort uitzonderingspositie hebben in onze samenleving. Dat heeft te maken met ons authenticiteitsbegrip, waarvan de wortels liggen in de romantiek. Het concept kunstenaar – en helemaal het concept geniale kunstenaar – ligt precies daar.
“In de romantiek ontstond de overtuiging dat mensen niet alleen gestuurd worden door een moraal van buitenaf, regels die opgelegd worden door kerk of staat, maar dat er ook zoiets bestaat als een moraliteit in onszelf, die ons kan helpen bepalen wat goed en slecht is, mooi en lelijk. Die authenticiteit kan richting geven aan ons leven. Van kunstenaars wordt gedacht dat ze als geen ander in staat zijn om die bron in zichzelf, hun innerlijke gevoel, emoties en verbeeldingskracht, de vrije loop te laten. Ze kregen daarmee de rol om nieuwe werelden te verkennen en te verbeelden. Ze werden gezien als visionairs, mensen die ons konden laten oefenen in het nadenken over andere werkelijkheden. En daarmee, zou je kunnen zeggen, golden voor hen andere regels dan voor alledaagse mensen.
“In de kunst kan en mag alles, ook wat in het dagelijks leven niet mogelijk of toegestaan is. De Duitse schrijver en filosoof Friedrich von Schiller omschrijft dat als spel. Kunst laat mensen spelen met instinctmatige processen, net als in een voetbalwedstrijd. Dierlijk gedrag – zoals competitiedrift, de behoefte om een ander aan te vallen en te domineren – wordt binnen de regels van het spel toegestaan, gesublimeerd. Zo gaat het in de kunsten ook. Het ligt dicht tegen het catharsisbegrip van Aristoteles aan. De manier waarop je bepaalde instinctmatige zaken, gewelddadigheid, seksualiteit, wat voor perversiteit dan ook, kunt omvormen tot iets kunstzinnigs. Dat wordt al gedaan sinds de Griekse tragedies. Die gaan allemaal over incest, over het vermoorden van je geliefden of je eigen kinderen.”
Is het niet hypocriet als we de mensen die voor ons de verboden instincten een plek geven – door ze te kanaliseren, te sublimeren in kunst – streng willen veroordelen als blijkt dat een deel van die verboden instincten doorsijpelt in hun dagelijks leven?
“Dat vind ik niet. Er zijn grenzen aan wat je kunt en mag doen in een democratische rechtsstaat. En daar dient iedereen zich aan te houden, ook kunstenaars. Wat een kunstenaar nou juist goed maakt is dat hij of zij in staat is er iets kunstzinnigs van te maken. Wat ik wel hypocriet vind, is wanneer mensen kunstenaars te snel – zonder daar eerst wat onderzoek naar te doen – wegzetten als perverselingen. In dat licht vond ik de video die Kevin Spacey afgelopen kerst online plaatste erg interessant. Ik weet natuurlijk nog niet alles over zijn situatie, de rechtszaak tegen hem is nog bezig, dat wil ik even benadrukken. Misschien heeft hij het verkloot en dan moet hij daarvoor veroordeeld worden. Maar het is natuurlijk absoluut terecht dat hij zegt: laten we eerst even kijken welke feiten boven tafel komen voordat we mensen uit series gaan schrijven en aan de schandpaal gaan nagelen.”
Wanneer heb je voor het laatst naar R. Kelly geluisterd?
“Dat was op de middelbare school denk ik. I believe I Can Fly.”
Zou je er nu nog naar luisteren?
“Nee. Maar dat heeft niets te maken met het feit dat hij nu omstreden is. Ik vind het gewoon slechte muziek.”
Cabaretier en publicist Micha Wertheim schreef naar aanleiding van het grensoverschrijdende gedrag van komiek Louis C.K. dat hij niet van plan was diens werk te boycotten. Snap je dat?
“Ja. Als ik muzikanten heel goed vind, heb ik neiging om niet te veel te willen weten over diens persoonlijke leven. Omdat ik dan niet meer naar zijn of haar muziek zou kunnen luisteren. Ik heb voor mijn promotieonderzoek de kans gehad om Bonnie Prince Billy te interviewen, wat echt een van de grote helden van de Amerikaanse folkmuziek is. Na z’n concert stonden we in WORM naast elkaar bier te drinken. Maar toen dacht ik: dit moet ik niet doen. Straks wordt het een ongemakkelijk interview, of het blijkt een enorme zak te zijn. En dan vind ik z’n muziek vervolgens minder mooi.”

Waarom zou dat zo moeten zijn? Kun je kunstenaar en zijn werk niet gewoon los van elkaar zien?
“Dit gaat heel erg over wat we vandaag de dag verstaan onder authenticiteit. Het romantische begrip van authenticiteit – je juist niet houden aan maatschappelijk opgelegde regels – is steeds meer aan het opschuiven richting ‘oprechtheid’. In een klassiek geworden boek uit de jaren zeventig, Sincerity and Authenticity, omschrijft de Amerikaanse cultuurwetenschapper Lionel Trilling oprechtheid als het samenvallen van je persoonlijke gedrag met wat er door de maatschappij van je verwacht wordt. Die oprechtheid wordt door een bepaald publiek tegenwoordig ook van kunstenaars gevraagd, minder dan het grensoverschrijdende – authentieke – gedrag van weleer.”
Is het erg dat er zoveel makers veroordeeld worden in de publieke opinie?
“Het is goed dat dit soort machtsmisbruik naar buiten komt, dat seksueel grensoverschrijdend gedrag bestraft wordt. Ik vind het ook goed dat er een debat ontstaat over de rol van de kunstenaar. Het is wel jammer dat de kunsten in zijn algemeenheid door dit soort excessen in een negatief daglicht komen te staan. Ik denk dat er een enorme kracht te putten is uit de verbeeldingskracht van kunstenaars en het experiment dat zij aangaan met excessen binnen de maatschappij. Kunstenaars creëren in die zin een soort tussenruimte, die volgens mij noodzakelijk is voor een gezonde democratie.”
De kunst overleeft het wel toch?
“Natuurlijk. Het zijn excessen. Net zoals de meeste managers en docenten zich niet vergrijpen aan hun medewerkers of leerlingen.”