De onderzoekers onderscheiden een structureel aanbod waar al jarenlang overwegend studenten wonen en een flexibel aanbod, waar bijvoorbeeld ook starters en alleenstaanden zijn gehuisvest.
In de meeste gemeenten waar de druk op de studentenwoningenmarkt in 2017-2018 het grootst was (Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag, Haarlem en ’s-Hertogenbosch) woont een relatief klein deel van de studenten in het structurele aanbod en een groot deel in het flexibele aanbod. Het landelijk gemiddelde is 54 om 46 procent.
Flexibel
In Rotterdam woont 61 procent van uitwonende studenten in het flexibele aanbod, tegenover 39 procent in het structurele aanbod. Landelijk beslaat het structurele aanbod nu zo’n 35 procent van het totale aanbod van ‘studentenwooneenheden’ en zal de komende tijd naar verwachting duidelijk harder gaan groeien dan voorheen: met jaarlijks 1,3 procent in plaats van 0,5 procent. Dat heeft onder meer te maken met bouwplannen van gemeenten, maar ook met de toegenomen terughoudendheid onder studenten om op kamers te gaan.
Studenten die woonruimte zoeken in een gemeente waar het structurele kameraanbod laag is, zullen vaker (moeten) kiezen voor woonruimte die niet specifiek voor hen bedoeld is. Ze moeten dan concurreren met andere doelgroepen en betalen vaak meer geld voor minder vierkante meters.
Evenwicht
Om aan de totale vraag te kunnen voldoen moet het structurele woningaanbod omhoog. Dan zullen studenten minder snel een beroep hoeven doen op het flexibele aanbod. De kamermarkt is volgens de onderzoekers “in evenwicht” als het structurele aanbod voor 90 procent door studenten wordt bewoond en het flexibele aanbod voor hooguit 30 procent.
Op basis van verwachte bouwplannen van gemeenten, sloop, verkamering en ontkamering van woningen zal het aantal structurele wooneenheden ten opzichte van de vraag in 2025-2026 jaar met gemiddeld 11 procent zijn gestegen.
Alleen Utrecht
Om aan de vraag te voldoen en een evenwichtige markt te creeren zijn er negen duizend extra wooneenheden nodig in Rotterdam. Zonder het extra structureel aanbod zal de woningnood in Rotterdam het hoogst worden op Amsterdam na.
In slechts tien van de twintig studiesteden zal de kamermarkt “in evenwicht” zijn. Van de zes steden waar de kamernood nu het hoogst is, zal alleen Utrecht er volgens de onderzoekers in slagen om het tekort aan structurele studentenwooneenheden te verlagen: van 4.000 naar 2.000. In Amsterdam zal het naar verwachting zelfs met 1.000 zijn toegenomen.