Twintigers in 2018 beginnen overal later aan dan hun leeftijdsgenoten tien jaar geleden, becijferde het CBS deze maand. Verbaast u dat?
“Niet echt. Ik denk dat het een reactie is op de globalisering en flexibilisering enerzijds, en de opmars van sociale media en het denken in identiteiten anderzijds. Een kernbegrip hierin is wat Zygmunt Bauman liquid modernity noemt. Allerlei vaste waarden in ons bestaan – onderwijs, werk, sociale contacten en relaties – zijn vloeibaar geworden. De generatie die honderd jaar geleden werd geboren, ging in veel gevallen hetzelfde doen als zijn ouders, vond de geliefde hooguit een dorp verderop en kon z’n bestaan bijna tot aan het graf toe uittekenen. Als ik nu aan studenten vraag wie een idee heeft wat-ie over vijf jaar doet, steekt niemand z’n hand op. Ze weten niet waar ze gaan werken, wat voor relatie ze hebben, niet eens waar ze wonen. De Duitse socioloog Hartmut Rosa beschrijft dit fenomeen heel mooi in zijn boek Beschleunigung: je verwachtingshorizon wordt steeds kleiner, terwijl het aantal mogelijkheden dat je hebt om je leven te leven explosief is toegenomen.”
Niet zo gek dat je met zoveel keuze iets langer de tijd neemt. Of is dat problematisch?
“Ik begrijp het heel goed. Het is alleen problematisch omdat je zelf verantwoordelijk bent geworden voor je biografie. Je mogelijkheden werden lange tijd in grote mate bepaald door je afkomst. Maar in de huidige meritocratische samenleving heerst het idee dat succes een verdienste is. Als je het maakt heb je dat aan jezelf te danken, als je het niet maakt is dat je eigen schuld. Daarmee is een enorme last op de schouders van het individu komen te liggen.”

Nooit eerder hadden zoveel jonge mensen last van burn-out verschijnselen. Betekent dat dat die last eigenlijk niet te dragen is?
“Hij is heel goed te dragen voor mensen als Duncan Laurence, Ireen Wüst of Robbert Dijkgraaf – de mensen die als winnaar uit de bus komen. Maar een samenleving kent niet alleen winnaars. Het is zo’n afvalrace geworden. Als je ziet hoe zelfs een huis in de grote stad alleen nog haalbaar is voor de absolute top. Er zijn ook heel veel mensen die gemiddeld presteren, of ondergemiddeld. En dat is lang niet altijd hun eigen schuld. Zelfs als alles voor de wind gaat, kun je ineens op achterstand komen te staan. Omdat een van je ouders overlijdt tijdens je studie. Omdat je tussen je twintigste en dertigste een chronische ziekte ontwikkelt.”
Hoe is die afvalrace ontstaan?
“De belangrijkste oorzaak ligt volgens mij in het steeds meer overlaten aan de markt en het terugdringen van collectieve arrangementen die mensen zekerheid boden op het gebied van arbeid, wonen en zorg. Het signaal is: als u faalt, lost u het zelf maar op.”
Dat overlaten aan de markt heeft ons toch ook een hoop welvaart gebracht?
“Zeker. Maar dat gaat gepaard met een onvoorstelbare hoeveelheid nieuwe onzekerheden. Een financiële crisis zoals die in 2008 aanving, kan zo weer opnieuw uitbreken. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter. We zijn doorgeslagen.”
U legt de nadruk heel erg op de veranderende samenleving. Maar de millennials waar het om gaat zouden verwend zijn, ongeduldig, niet kunnen sparen. Ligt de schuld niet veel meer bij hen zelf?
“Als je de schuld bij het individu legt, trap je weer in die meritocratische val. Als filosoof denk ik dat elk individu in grote mate gevormd wordt door externe krachten. De millennials zijn opgegroeid in economische voorspoed, met een mix van de zelfontplooiing uit de jaren zestig en de nadruk op individueel welbehagen en welvaart uit de jaren negentig. Ze moeten alles uit zichzelf halen. En dan dat idee: als je maar goed je best doet, kom je er wel.
Je kunt zeggen dat het verschrikkelijke kinderen zijn, zoals Peter Sloterdijk zegt. Of dat ze niet volwassen zijn, wat Susan Neiman zegt. Maar het is belangrijk om te beseffen dat veel jonge mensen geneigd zijn mee te gaan in dat meritocratische ideaal. Ik vind dat je de samenleving zo moet inrichten dat het niet alleen aangenaam is voor dat kleine groepje winnaars. We moeten zorgen dat iedereen slaagt.”

Wat betekent dat concreet? Terugdraaien van het leenstelsel, fatsoenlijke bijstand, arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen voor iedereen?
“Ja. Maar ook: een duidelijk percentage vaste aanstellingen. Ik zie in mijn eigen omgeving, aan de universiteit, hoe het is om in een organisatie te werken waarin constant mensen aan het vertrekken zijn. Vreselijk. Zowel organisaties als mensen kunnen niet tegen deze mate van flexibilisering.”
We hebben het nu over arbeid en sociale zekerheid. Ook op het gebied van relaties en seksualiteit doen jonge mensen alles steeds later. Hoe komt dat?
“Hier speelt ook die verantwoordelijkheid voor hoe je leven eruit ziet. Daarbij zie je dat sociale media jongeren heel erg in een identiteitsdiscours dwingen. Je moet je biografie – weten wie je bent op seksueel vlak – al klaar hebben voor je goed en wel begint. Of je op mannen valt, op vrouwen, of op allebei. Wat je wil, wat je lekker vindt en waar je grenzen liggen. In mijn boekje Beminnen heb ik geprobeerd te laten zien dat het praten over seks ten koste is gegaan van het alledaagse doen, het ontdekken samen met de ander. Spelenderwijs kom je erachter wie of wat je bent.”
Moeten we weer op avontuur?
“Ja. Daarin staat seks wel symbool voor iets groters. Jongeren hebben te weinig ruimte om te experimenteren. Je moet kunnen dwalen, op je bek kunnen gaan zonder dat het gelijk op Facebook belandt. Ik denk dat de mens heel veel zijpaden voor zichzelf afsluit omdat ze niet bij de zelfgeschreven biografie passen. Al die mogelijkheden die beknot worden omdat we zo vroeg mogelijk een keuze moeten maken – daarmee haal je zo’n rijkdom uit het leven.”
Marli Huijer is hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus School of Philosophy en voormalig Denker des Vaderlands (2015-2017). Ze schreef onder meer Ritme: Op zoek naar een terugkerende tijd (2012), Discipline: overleven in overvloed (2013) en Beminnen: Nieuw licht op seksuele vrijheid (2018).