“Het is een onbetrouwbare, liegende, megalomane, schijnheilige, privacyschendende blauwe teringsite. Waar je telkens toch weer naartoe gaat.” Aldus Arjen Lubach in Zondag Met Lubach, april van dit jaar. Of we echt ons lot in handen wilden leggen van een bedrijf met zoveel invloed, vroeg hij zijn publiek. Hij had er zelf lang over gewikt en gewogen, maar er was maar een conclusie mogelijk: “We moeten er gewoon vanaf.”
Het Cambridge Analytica-schandaal, de ‘nee’ bij het sleepwetreferendum, een recordboete voor Google, de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, de bejubelde ‘Bye Bye Facebook’-actie van Lubach – slechts een greep uit de technologiekritiek die afgelopen jaar luider klonk dan ooit. Was 2018 het jaar waarin de burgerrechten het wonnen van het ongebreidelde technologisch optimisme? Krijgen de Frightful Five – Amazon, Apple, Facebook, Google en Microsoft – het moeilijk? Of blijkt verzet onmogelijk (Lubach kreeg slechts een handvol mensen mee) en sluit het net zich komend jaar nog verder?
Niet te beteugelen
“Het begint ons langzaamaan te dagen dat we iets in het leven hebben geroepen dat we nauwelijks meer kunnen beteugelen”, zegt Jos de Mul, hoogleraar Wijsgerige antropologie over de oprukkende technologie in ons dagelijks leven. “Om een beetje te functioneren in onze samenleving, kun je niet zonder. En het wordt steeds duidelijker hoe bedrijven de verslavende werking van de smartphone en sociale media inzetten om onze data te misbruiken. Met maar één doel: geld verdienen.”
De Mul geldt als een van de belangrijkste denkers over de rol van technologie in het dagelijks leven. In zijn boek De domesticatie van het noodlot. De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie uit 2006 schrijft hij hoe elke cultuur zijn eigen manier heeft om het noodlot – ziekte, verlies, dood – een plaats te geven. De Griekse tragici gingen onafwendbaar lijden met geheven hoofd tegemoet; glorieus ten onder gaan was beter dan ervoor weglopen. Het Christendom had een ander recept: als je vertrouwde op god, kwam alles uiteindelijk goed (in het hiernamaals wacht je immers gelukzaligheid en hereniging met je geliefden).
In de moderne periode, die aanbrak rond de zestiende eeuw, schoot de overtuiging wortel dat technologie – in de breedste zin van het woord – weleens kon helpen om het noodlot te bezweren en het lot in eigen hand te nemen. Dat heeft ons ontzettend veel gebracht, zegt De Mul. “Ga maar na: in veel opzichten leeft een gemiddelde westerse mens veel comfortabeler dan een vorst in de middeleeuwen. Waar we echter geen rekening mee hebben gehouden, is dat technologie weliswaar sommige problemen oplost, maar ook weer nieuwe genereert. Toen we leerden hoe we malaria konden terugdringen, zorgde overbevolking ineens voor enorme hongersnood. Door kunstmest konden we meer voedsel produceren, maar het leidde ook tot een verwoesting van de ecologie.”

In datzelfde licht beziet De Mul onze tragische relatie met smartphones, sociale media en internet. De overtuiging dat er voor elk probleem, hoe complex ook, wel een technologische oplossing te vinden is – wat min of meer het fundament is waarop Silicon Valley gebouwd werd – begint sleets te raken, zegt hij. “Het begint te dagen dat de technologie ons niet alleen helpt het noodlot te beheersen, maar tegelijkertijd ook ons noodlot is. Sociale media spelen in op ons verlangen om ons verbonden te voelen met anderen. Maar de mens is, om met Helmuth Plessner te spreken, constitutief thuisloos. We zullen nooit volledig samenvallen met de ander.” Dus staren we tevergeefs naar ons scherm, in de trein, tijdens een vergadering, zelfs naast onze geliefde in bed. Een scherm dat – zo beginnen we te beseffen – precies op de juiste momenten zorgt voor een shotje dopamine, maar ons nooit een beter mens zal maken. De Mul: “Zeker nu blijkt dat ontwikkelaars in Silicon Valley hun eigen kinderen juist opvoeden zonder die iPad.”
Fake news
Er is inderdaad iets veranderd in 2018, zegt ook Daniël Trottier, die onderzoek doet naar digital vigilantism. “We hadden al langer zorgen over privacy, maar dan ging het om het proces, om het abstracte fenomeen. Afgelopen jaar zie je ook in toenemende mate zorgen ontstaan over de uitkomsten van dat proces: echokamers, nepnieuws, ondermijning van democratische processen.”
Het is alleen zeer de vraag of dat toegenomen bewustzijn ook leidt tot actie, zegt hij. “Dezelfde mensen die kritisch zijn op Facebook – en die dat ironisch genoeg ook vaak uiten op Facebook – krijgen voor kerst dit jaar een Google Home cadeau, of een 23andMe-kit.”
Er is nu eenmaal geen alternatief, is een veelgehoord argument. Op je werk of studie ontkom je niet aan de infrastructuur van Microsoft of Apple, als zzp’er kun je niet zonder LinkedIn of Instagram en sociale contacten lopen nou eenmaal via WhatsApp. Om nog maar te zwijgen over de service die Google als digitale butler de hele dag door verleent. Stoppen kan. Maar waar je met de digital detox (inclusief retro Nokia 3210) een paar jaar geleden nog mooie sier kon maken op een feestje, staat het inmiddels gelijk aan sociale en professionele zelfmoord. Als het überhaupt al lukt om de kluwen van digitale diensten te ontwaren. “Het is heel moeilijk om je activisme in de praktijk te brengen”, zegt Trottier.
Tentakels
Afgelopen jaar werd een eerste serieuze stap gezet om de data van Europese burgers te beschermen tegen de steeds verder om zich heen grijpende tentakels van grote, internationaal opererende technologiebedrijven. Na jaren onderhandelen werd op 24 mei de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van kracht. Zijn we daarmee gered?
“Ik ben opgeleid om dingen door een economische bril te bekijken”, zegt rechtseconoom Bernold Nieuwesteeg. “Op internet is het the winner takes it all. Er zijn enorme schaalvoordelen en de marginale kosten – de kosten om een extra product te maken – zijn bijna nul. Dus wie het meest kan investeren, vreet alle anderen op. En we weten dat een monopolie niet het beste is voor een samenleving. We kunnen het een uur lang hebben over alle nadelen van de AVG. Dat hij nauwelijks uitvoerbaar is bijvoorbeeld, of alleen maar draait om compliance. Het punt is alleen: op een gegeven moment moet je iets doen.”
‘In feite zijn we nu al een soort halve cyborgs, alleen loopt alles nog via dat primitieve scherm.’
Nieuwesteeg houdt zich bezig met de kosten en baten van cybersecuritymaatregelen. Hij analyseert of een wet doet wat-ie zegt te doen, en tegen welke prijs (hij keerde zich afgelopen jaar onder meer fel tegen de sleepwet). “Er zijn eigenlijk twee opties”, zegt hij. “De eerste is dat we doorgaan op de oude voet. Dat we ons lot volledig in handen leggen van het oprukkend technologisch kapitalisme. In feite zijn we nu al een soort halve cyborgs, alleen loopt alles nog via dat primitieve scherm. De interactie met technologie zal steeds slimmer worden en bedrijven nog machtiger. De andere mogelijkheid, waar Europa van oudsher goed in is, is dat we dat proces een beetje remmen. Er zijn meer dingen in het leven dan alles helemaal kapot maximaliseren. We moeten ons afvragen hoe je mensen equipeert in het digitale tijdperk en wat de plaats mag zijn van zo’n smartphone in ons leven.”
Geen revolutie
Bij zijn studenten ziet Nieuwesteeg een toenemend bewustzijn over de gevaren van technologie. Het is minimaal, geeft hij toe, maar zo begint het. Ook Daniël Trottier denkt dat de huidige discussie resulteert in een toenemende ‘technologische geletterdheid’. Om gelijk te nuanceren: “Er zal geen revolutie plaatsvinden. Het bewustzijn over wat bedrijven met onze gegevens doen, zal hoogstwaarschijnlijk veranderen in cynisme. De grote techbedrijven zullen er alles aan doen om hun positie te behouden en te versterken. Het zou me erg verbazen als de dominantie van de big five de komende twaalf maanden aangetast wordt.”
Volgens De Mul blijven we als westerse mens ontvankelijk voor het utopische idee dat technologie ons leven hoe dan ook zal verbeteren. “Je hebt nu zelfs een app die als enige functie heeft dat je een paar uur per dag geen apps kunt gebruiken.” De tragische ironie van de technologie zal zich echter steeds vaker doen gelden, voorspelt hij. “Misschien worden wij wel de eerste soort die zijn eigen evolutionaire opvolgers schept.”