Een van haar belangrijkste bevindingen is dat politierechters ‘typische narratieven’ gebruiken om een zaak te beoordelen. Dat zijn een soort verhaallijnen die ze hanteren om overeenkomsten en verschillen tussen zaken te zien. Een duidelijk voorbeeld is de verhaallijn van de ‘typische boze jonge man’. Van Oorschot: “Vaak is het delict dan openbare geweldpleging, of mishandeling. Rechters zien dat het ’s nachts heeft plaatsgevonden, in een uitgaansgebied, dan denken ze vaak meteen: Oh, verrek, dit is er weer een. Een rechter vatte het een keer als volgt samen: ‘Jongeman gaat uit, wordt dronken, iemand trapt op zijn tenen en het is vechten’.”
Boze jonge mannen

Waar die ‘typische verhaallijnen’ vandaan komen is moeilijk te zeggen, vindt Van Oorschot. “Ik denk dat rechters onderling aan kennisuitwisseling doen, en het is voor een deel ook de ervaring: na veel zaken ga je vanzelf patronen zien. Maar het is natuurlijk ook gebaseerd op stereotypes: we kennen allemaal wel het stereotype van een opgeklopt baasje dat link wordt bij het uitgaan.”
Rechters zien in dit soort zaken wel dat het slachtoffer ook een bijdrage leverde aan de escalatie van geweld, maar nemen dat niet mee in de behandeling van de zaak. “Ze zijn zich vaak heel bewust van een gedeelde verantwoordelijkheid, slachtoffers hebben vaak ook iets gedaan dat niet door de beugel kan. Er wordt bij zo’n incident in het uitgaansleven over en weer gescholden, tegen elkaar opgebotst, geduwd en getrokken.” Waar twee kijven hebben twee schuld. Maar dat blijft vaak buiten beschouwing in deze zaken. “De rechter spreekt alleen de verdachte aan op zijn verantwoordelijkheid.”
Huiselijk geweld
Opmerkelijk is dat Van Oorschot een andere verhaallijn aantrof waar rechters de rol van het slachtoffer juist wel vaak meenemen in hun beoordeling, namelijk bij zaken over huiselijk geweld met mannelijke verdachten. “Het interessante is dat rechters daar ook een idee van gedeelde verantwoordelijkheid hebben: ‘Zij zal ook wel geen lieverdje zijn’. Ze vinden het moeilijk om in dit soort zaken de hoogste straffen te geven, omdat ze hier wel het handelen van slachtoffers meenemen in de beoordeling van de ernst van het feit. Terwijl dat bij die boze jonge mannen niet gebeurt.”
Discriminatie
Aanleiding voor het onderzoek van Van Oorschot was een Leidse studie naar verschillen in straftoemetingen in het strafrecht. Die studie concludeert dat verdachten met een ‘buitenlands’ uiterlijk en geen Nederlandse taalvaardigheid vaker een gevangenisstraf krijgen dan verdachten met een ‘Nederlands’ uiterlijk en een goede Nederlandse taalvaardigheid. Rechters waren nogal verbolgen over die conclusies: de onderzoekers zouden maar weinig begrijpen van de dagelijkse praktijk van het rechtspreken en beschuldigen rechters daarom onterecht van discriminatie.
“Als socioloog dacht ik: daar moeten we meer onderzoek naar doen. Vooral omdat de intensiteit van de reactie vanuit de rechtspraak me heel erg interesseerde”, vertelt Van Oorschot. Hadden die rechters een punt? Voor een deel, denkt Van Oorschot. “De statistische werkelijkheid van (rechts)sociologen doet niet altijd recht aan de juridische praktijk. Ik heb in mijn proefschrift gezocht naar een andere manier om die juridische praktijk beter te begrijpen en te beschrijven.”
Rekenschap
Dat is wat Van Oorschot betreft dan ook de belangrijkste les uit haar proefschrift. “Ik denk dat het vooral andere rechtssociologen en –antropologen aan het denken zet. Je kunt mijn proefschrift lezen als een oproep aan onderzoekers om rekenschap te geven over hoe ze tot hun kennis komen. Besef altijd dat je verhaal als onderzoeker erg gesitueerd is en geef de praktijk ook de kans om je theorieën te compliceren en te nuanceren. Wetenschapsfilosofe Isabelle Stengers zegt dat mooi door te stellen dat het onze wetenschappelijke taak is om concrete situaties de macht te geven om ons aan het denken te zetten. Daar kan ik me goed in vinden.”
Heeft haar onderzoek ook implicaties voor de juridische praktijk? Niet echt, denkt Van Oorschot. “Het is niet mijn rol als onderzoeker om rechters aan te spreken op hun werkwijze. Ik ben wel uitgenodigd om in gesprek te gaan met het OM en officieren van justitie. Ik denk dat rechters zich soms wel af mogen vragen hoe ze die verhaallijnen gebruiken. Waarom nemen ze in het geval van huiselijk geweld de rol van het slachtoffer wel mee in de beoordeling van het feit en doen ze dat bij de boze jonge man niet?”
EM zoekt een motto en jij mag ’t bedenken!
Ieder zichzelf respecterende organisatie vindt zichzelf elke paar jaar weer opnieuw uit.…