Het percentage flexwerkers onder personeel op Nederlandse universiteiten is het afgelopen jaar vrijwel even groot gebleven ten opzichte van het jaar ervoor. Dat blijkt uit nieuwe cijfers over 2016 van universiteitenvereniging VSNU.

In 2016 was 41,7 procent van het universitaire personeel tijdelijk in dienst. Dat is een daling van 0,2 procent in vergelijking met 2015.

Alleen aan de Radboud Universiteit en de Vrije Universiteit is een enigszins serieuze daling waar te nemen: 2,1 in Nijmegen en 2,6 procentpunt in Amsterdam.

EUR op het 'flexpodium'

Maar er zijn ook universiteiten waar het de andere kant op gaat. De TU Eindhoven is nog altijd de flexkampioen: meer dan de helft van de werknemers heeft daar een tijdelijk contract en dat aandeel is toegenomen. De Erasmus Universiteit staat na Eindhoven en Leiden op het ‘flexpodium’: hier steeg het aantal flexwerkers van 43,2 naar 44 procent.

Met name universitair docenten en ‘gewone’ docenten krijgen iets vaker een vaste baan. Hoogleraren en universitair hoofddocenten niet, maar die hebben meestal al een vaste baan. Ook het ondersteunend personeel is verhoudingsgewijs vaak in vaste dienst. Aan de EUR is relatief veel onderwijzend personeel in tijdelijke dienst, blijkt uit eerder onderzoek.

Afspraken tóch gehaald

In de universitaire cao zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van het aantal tijdelijke contracten: slechts 22 procent van de docenten mag een tijdelijk contract hebben. Daar lijken de universiteiten dus mijlenver van verwijderd, maar schijn bedriegt. Volgens de VSNU worden die afspraken ‘ruimschoots’ gehaald.

Deze cao-afspraken gaan namelijk alleen over tijdelijke contracten met een lengte van hooguit vier jaar. De rest geldt als ‘vast’. En dan zouden de universiteiten al op 21 procent zitten.

Of alle universiteiten de norm van de cao halen, valt niet in de openbare cijfers terug te zien: die gaan over alle tijdelijke contracten, ook als ze langer dan vier jaar lopen. Vakbond VAWO pleit voor meer transparantie in de cijfers.