Robin Robin van den Akker (1992) is Docent Cultuurfilosofie en Coördinator van het academische programma van de Humanities aan het Erasmus University College. Ook is hij oprichtend redacteur van het onderzoeksplatform Notes on Metamodernism, dat onderzoek doet naar hedendaagse culturele fenomenen die symptomatisch zijn voor de post-postmoderne conditie. Zijn onderzoek is ondermeer verschenen in het Engels, Duits, Spaans, Mandarijn en Russisch en gepubliceerd in tijdschriften als ArtPulse, Frieze, De Groene en Vrij Nederland. Hij is lid tevens lid van het Filosofisch Elftal van dagblad Trouw. Dit najaar verschijnt onder zijn redactie de academische bundel Metamodernism: Historicity, Affect, and Depth after postmodernism en verdedigt hij zijn proefschrift over het gebruik van smartphones in de openbare ruimte.

I

De oorsprongsmythe van Facebook moge bekend zijn. Supernerd Mark Zuckerberg, zoals Claire Hoffman ooit in een portret voor Rolling Stone schreef, knutselde – codeerde, hackte – de software voor een website genaamd FaceMash in elkaar vanuit zijn studentenkamer op Harvard terwijl hij, sociaal geïsoleerd en verlaten in de liefde, aasde op de ultieme wraak op eenieder die hem niet erkende als, nou ja, toffe peer, een gelijke, zo niet een meerdere in menig opzicht. Lichtelijk aangeschoten meldde hij die avond op zijn blog (geciteerd door Hoffman):

“I’m a little intoxicated, not gonna lie. […] The Kirkland [dorm] facebook is open on my desktop and some of these people have pretty horrendous facebook pics. I almost want to put some of these faces next to pictures of farm animals and have people vote on which is more attractive.” En, een uurtje later: “Yea, it’s on. I’m not exactly sure how the farm animals are going to fit into this whole thing (you can’t really ever be sure with farm animals . . .), but I like the idea of comparing two people together.”

Gedurende die nacht schreef Zuckerberg de software voor de site en hackte een universiteitsdatabase om aan profielfoto’s van zijn medestudenten te geraken (waarvoor hij later slechts een officiële waarschuwing zou krijgen). FaceMash bleek erg populair. De volgende dag registreerden honderden studenten zich om hun medestudenten te beoordelen. Hot or Not? Hot or Not? Hot or Not? Maal 22.000.

De rest is geschiedenis (men kijke de film The Social Network, bijvoorbeeld): Revenge of the nerd. College dropout. Facebook CEO. World Domination. Trololo.

De reden om deze oorsprongsmythe op deze plaats te herhalen is dat het gezien kan worden als één van de sleutelmomenten in de geboorte van wat de online beoordelingscultuur genoemd kan worden. Een applicatie om medestudenten te recenseren – hot or not? – kan immers gezien worden als prototypische voorloper van veel van onze hedendaagse sociale interacties op sociale media. Denk aan functionaliteiten als Youtubes duimpjes, Instagrams hartjes, Twitters Like, Tinders swipe, Foursquares Check-in. En ja, dus ook van Facebooks Like-button, de meest succesvolle van dit soort beoordelingsfunctionaliteiten waarmee we continu onze meningen en gevoelens delen.

En dàt, beste lezer, is een van de meest belangwekkende cultuurvormende momenten van de éénentwintigste eeuw. Waarom? Laat ik het dramatisch aanzetten. Het betekent niets anders dan de dood van de criticus en het verlies van een gedeeld idee van (om met Plato te spreken) het Goede, Ware en Schone. Not Hot!

II

em-duim-facebook-hamer-875×821

Wellicht is het contra-intuïtief om de notie van een online beoordelingscultuur te paren aan Facebooks Like-knop en soortgelijke functionaliteiten. Uw eerste gedachte zal waarschijnlijk uitgaan naar websites die zich specifiek toeleggen op het faciliteren van recensies van producten en diensten, zoals Iens (restaurants), TripAdvisor (reizen) en RateMyTeacher (docenten). Uw tweede gedachte zal uitgaan naar websites waar de aldaar aangeboden producten en diensten ook daadwerkelijk afgenomen worden, zoals AirBnB (overnachtingen), Netflix (films en series) en Amazon (zo’n beetje al het overige). Maar laat vanaf nu uw derde gedachte ook uitgaan naar de vele beoordelingsknoppen – duimpje, smiley, hartje, sterren – waar u dagelijks op drukt.

Waar de like-knop van Facebook, TripAdvisor en Netflix elkaar vinden en beginnen te overlappen, is in de democratisering van het domein dat voorheen was voorbehouden aan de professionele criticus in dienst van een krant, tijdschrift of gids. Tezamen vormen ze een ecosysteem waarin we van website naar applicatie naar platform kunnen surfen terwijl we onophoudelijk worden uitgenodigd – verleid, zelfs – om onze waardeoordelen te geven en te delen – van geschreven beoordelingen tot duimpjes, sterren en hartjes.

In haar boek The Culture of Connectivity: a Critical History of Social Media uit 2012 beargumenteert hoogleraar Mediastudies José van Dijck dat het online ecosysteem (en alle verschillende microsystemen waaruit dat bestaat) normen en waarden in zich draagt die het overbrengt op ons, de gebruikers van sociale media, en zo verankert in onze cultuur. Technologie is nooit een neutraal middel; het medium stuurt de blik waarmee we naar de wereld kijken en de wijze waarop we in de wereld handelen.

Twee tendensen zijn van belang om de culturele logica te vatten die onze wijze van beoordelen sturen. Ten eerste, zo vatte Zuckerberg het in zijn recente ‘Facebook-manifesto’ samen, is social media als een ‘short-form medium where resonant messages get amplified many times. This rewards simplicity and discourages nuance.’ Het was een zeldzaam lucide moment (gevolgd door de gebruikelijke ideologische lingo). Ten tweede, zo observeerde Van Dijck, verraadt Facebooks Like-button ‘an ideological predilection: it favors instant, gut-fired, emotional, positive evaluations (and by implication, negative evaluations)’. Ik meen dat dit geldt voor het gehele ecosysteem van sites, platforms en applicaties waarin door middel van duimpjes, hartjes en ballen winnaars en verliezers worden aangewezen volgens het populariteitprincipe.

Door de lage transactiekosten en het weinig doorwrochte niveau zorgen deze tendensen tezamen dat de online beoordelingscultuur simpelweg te vaak ‘cheap talk’ genereert, zoals Ray Fisman van de Columbia Business School het omschreef. En het zijn dit soort goedkope praatjes die de professionele criticus en commentator uit de markt prijzen en doen ondersneeuwen in de aandachteconomie.

III

em-globe-wereldbol-duim-facebook-875×822

Menig evangelist van Silicon Valley zal beweren dat dit, beredeneerd vanuit The Californian Ideology, de dominante ideologie van dit tech-gebied, een goede zaak is. Deze ideologie omvat een raamwerk waarin, naast de superioriteitsgevoelens van de hackerscultuur waar we eerder kennis mee maakten op Zuckerbergs studentenkamer, op het oog veel tegengestelde ideologische blokken samenkomen in een – min of meer – gelukkig huwelijk: het denken over cybernetica uit de jaren veertig en vijftig, de hippie-communes van de jaren zestig en zeventig en de neoliberale investeerders van de jaren tachtig en negentig. Deze groepen vinden elkaar in het geloof dat niet-hiërarchische, horizontale interacties tussen gelijke en autonome actoren – peers, dus – door middel van feedback loops te allen tijde zullen leiden tot dynamische netwerken (zoals informatiesystemen, gemeenschappen en markten) die naar een harmonieus optimum tenderen: Het Goede, Ware en Schone.

IV

em-bubble-smiley-875×694

Terug naar de hedendaagse beoordelingscultuur. Het moge nu duidelijk zijn dat alle beoordelingsfunctionaliteiten – de reactievelden, de duimpjes en de hartjes, de sterren en de ballen – onderdeel zijn van een ideologische apparatus waarin we voorgeprogrammeerd worden om continu feedback te geven aan een dynamisch netwerk dat – in theorie – zou moeten leiden tot een harmonieus optimum. Ik zeg ‘theoretisch’ omdat dit zou betekenen dat de continue stroom aan online beoordelingen, meningen en waarderingen er inderdaad toe zou leiden dat de meest nastrevenswaardige cultuuruitingen, de meest doorwrochte (journalistieke of wetenschappelijke) onderzoeken en de meest literaire romans komen bovendrijven, alom gewaardeerd – of in ieder geval alom geaccepteerd – vanwege, u raadt het al, het Goede, Ware of Schone dat ze belichamen. En dat is meestal niet het geval.

Het probleem is niet zozeer dat er geen onderscheid kan worden gemaakt tussen feedback bestaande uit goedkoop geklets of een geïnformeerd oordeel. Het probleem is dat vanuit The Californian Ideology bezien dit onderscheid per definitie niet van belang is, of zelfs ongewenst. Op de vrije markt van meningsuiting is iedereen gelijk. Voor ‘hippies’ omdat democratisering de belofte van non-hiërarchische diversiteit inhoudt. Voor durfkapitalisten omdat consumentenvoorkeuren de onzichtbare hand van de markt zouden sturen. En voor cybergoeroes omdat het de wisdom of the crowd belichaamt. En dus moet de drempel voor meningsuiting zo laag mogelijk gehouden worden.

Een treffende illustratie van deze drempelverlagende dynamiek is Netflix’ recente overgang van een beoordelingsmethode gebaseerd op een comment section gekoppeld aan toe te kennen sterren (op een schaal van 1 tot 5) naar een beoordelingssysteem met een binaire keuze tussen ‘like’ en ‘dislike’. De oude methode deed nog denken aan de wijze waarop een criticus tot een beargumenteerd waardeoordeel komt; het nieuwe systeem mobiliseert het snelle smaakoordeel, gebaseerd op consumptievoorkeuren.

De reden? Te veel beoordeelaars droegen argumenten aan voor hun inschaling op het sterrenstelsel – weliswaar in de ongenuanceerde, sensationele termen van dit short-form medium , maar toch – omdat ze recenseerden voor anderen, een publiek. En dat kan niet de bedoeling zijn. “Five stars feels very yesterday now”, zo meldde een topman van Netflix op een persconferentie. Door invoering van het duimpjessysteem moeten vooral meer beoordelingen worden gegenereerd, opdat Netflix’ algoritmes gepersonaliseerde suggesties kunnen doen, aansluitend bij hetgeen ‘ik’ leuk vind.

Het illustreert dat de democratisering van het waardeoordeel, gekoppeld aan de vrije markt van meningsuiting, leidt tot een consumentenlogica waarbij het Goede, Ware en Schone verwordt tot datgene wat goed, waar of schoon voelt, leuk of niet leuk is, voor u en de uwen. Het resulteert in door algoritmes geconstrueerde echokamers waarin we alleen datgene voorgeschoteld krijgen wat makkelijk te verteren is omdat onze onderbuik er al aan gewend is.

Dit alles leidt tot een paradoxale situatie. De toegenomen diversiteit van beoordelaars leidt tot een eenduidige ervaring van de wereld, gestut door effectbejag en genotsgevoelens. En de democratisering van het waardeoordeel leidt tot de terreur van het populaire, gespeend van kritische kanttekeningen of alternatieve sensibiliteiten.

V

De ‘verkruimeling van hiërarchie en expertise’ in tijden van sociale media, zoals de journaliste Suzanne Moore het omschreef in The Guardian, heeft geleid tot een existentieel debat over de status van de serieuze kritiek bedreven door de professionele criticus of commentator. Wanneer eenieder een oordeel kan vellen en een mening kan delen zonder werkelijke kennis van zaken, gebaseerd op persoonlijke voorkeuren en geuit in ongenuanceerde termen én het op algoritmes gebaseerde populariteitsprincipe leidt tot de automatische koppeling van personen aan voorkeuren (wat betreft het goede, het schone en het ware), waartoe dient de serieuze kritiek dan nog?

Het korte antwoord is dat serieuze kritiek wijst op hetgene dat niet goed, schoon of waar is aan het populaire, en stuurt naar hetgene dat wel goed, schoon of waar is, maar niet populair. Zo opent het de uitgang van de echokamer naar een meer geschakeerd landschap met een divers geluid. Het lange antwoord is dat de ware criticus hierbij twee zaken bewaakt die essentieel zijn voor een democratische gemeenschap: het weloverwogen oordeel én een gedeeld idee van het Goede, Ware en Schone.

em-fake-facebook-duim-1280×388

Het weloverwogen oordeel bestaat bij de gratie van smaakvoorkeuren en kennis van zaken. De ware criticus beoordeelt alleen datgene waar zij een oprechte interesse – liefde, zelfs – voor heeft én een welhaast encyclopedische kennis over bezit. En om tot een weloverwogen oordeel te komen, bevraagt de criticus allereerst – in een zelf-reflexief moment – haar eigen onderbuikreactie en stelt haar oordeel uit.

Vervolgens ontleedt ze het voorliggende (Hoe is het ten uitvoer gebracht? En waarom precies zo en niet anders? En werkt het?) en plaatst ze het in een historische context (Is dit eerder gedaan, gemaakt, of beweerd? En is dit beter, schoner, juister?) Pas in laatste instantie toetst ze het aan de eigen ervaring. Wat doet het met me? Wat betekent het voor mij? Het zijn vragen die vaak niet – en zeker niet in deze volgorde – worden gesteld in een online beoordelingscultuur waarin we, zoals Daniel Mendelsohn het verwoordde in zijn A Critic’s Manifesto voor The New Yorker, ‘a lot of heat, but not a lot of light’ aantreffen. Door deze vragen wel te stellen laat de ware criticus zien hoe ze tot een oordeel is gekomen en biedt ze het publiek de ruimte om haar wel of niet te volgen in dit oordeel. Aldus biedt ze een handleiding voor beginners, een trainingsmodule, om ons eigen kritisch oordeelsvermogen te oefenen.

Het licht dat de ware criticus laat schijnen in een tijd waarin we doorgaans verhitte oordelen vellen via onze beeldschermen (‘hot or not?’) en delen in onze echokamer, doet, vrijelijk geïnterpreteerd, denken aan Plato’s parabel van de Grot. Hierin staart de goegemeente, met de rug naar het licht gekeerd, naar op de muur geprojecteerde schaduwen van zichzelf, die voor de werkelijkheid worden aangezien. Voor Plato kunnen alleen filosofen – de betreffende critici van dienst – de gemeenschap leiden naar de bron van het licht en, dus, werkelijke kennis. De hoogste vorm van kennis waarnaar gestreefd dient te worden bestaat, u raadt het al, uit een idee van het Goede, Ware en Schone. De parabel illustreert dat een gemeenschap niet kan bestaan zonder een gedeeld (maar dynamisch) idee van voorbeeldig handelen in culturele zin, het schone in artistieke zin en het ware in journalistieke en wetenschappelijke zin. Het zijn immers dit soort gedeelde en nastrevenswaardige waarden waaraan een ieder zich kan toetsen en waarin de gemeenschap zich kan herkennen als gemeenschap.

VI

Nu de online beoordelingscultuur de ware criticus begint te overschaduwen en we steeds vaker verblijven in onze ‘grot’-esque echokamers gevuld met emo-simplisme, verliezen we stilaan onze kritisch oordeelsvermogens en een gedeeld idee van het Goede, Ware en Schone. Populisme en polarisatie vallen ons ten deel.

Wat te doen? Ik heb geen kant-en-klare oplossing. Laten we eens beginnen met het vertragen van het handelen en het denken, het uitstellen van ons oordeel – juist als we de aanvechting voelen om direct te reageren omdat we menen, voelen, dat we iets belangwekkends te melden hebben. Niet alles hoeft direct becommentarieerd, geliket of gedeeld te worden; de meeste zaken dienen eerst bestudeerd, geanalyseerd en doordacht te worden.

En abonneer u vervolgens op kranten, bladen en gidsen waar nog steeds critici werkzaam zijn – van progressief tot conservatief, van links tot rechts – opdat we hen, en het gehele spectrum van Goed, Waar en Schoon, weer gaan zien en lezen.

VII

Is dit een elitair pleidooi voor de ware criticus en het belang van het weloverwegen oordeel en een gedeeld idee van het Goede, Ware en Schone in tijden van social media? Ja – Reken maar. Had je wat?