Achttien jaar lang was mijn wereld zo groot als Deurne, een groot dorp in het oosten van Noord-Brabant.
Als ik nieuwe kleren nodig had, gingen we winkelen in het nabijgelegen Helmond, of soms in de grote stad, Eindhoven. Natuurlijk gingen we wel eens op vakantie naar het buitenland: vier kinderen op de achterbank, een kofferbak vol tassen en een caravan aan de haak, tot aan Griekenland toe. Mijn studiekeuze na de middelbare school beperkte zich tot Nijmegen, want Leiden, Amsterdam en Groningen waren te ver weg, te stads. Wist ik veel.
Ondertussen heb ik het geluk gehad om voor langere tijd in verschillende (wereld)steden te wonen: de suburbs van Cleveland, midden in San Francisco, een volksbuurt in Nijmegen, Amsterdam-Oost én -Noord, een campus in Hong Kong, Winterswijk, en het afgelopen collegejaar in het betonnen, maar kleurrijke doolhof Spangen in Rotterdam.
Stadsmuren
En hoewel ik weet dat steden de toekomst hebben, ruil ik met veel liefde deze steden toch in voor een plekje op het platteland. Letterlijk. Sinds vorige week ‘woon’ ik tijdelijk in een caravan op een boerencamping, ergens halverwege tussen Rotterdam en Delft.
Genetisch gezien is het boerderijleven niet helemaal voor me weggelegd, want ik ben allergisch voor hooi, gras en vrijwel elk harig beest dat op aarde rondloopt. Maar een nog grotere allergie heb ik voor stadse mensen die geloven dat er buiten de stadsmuren van hun eigen uit de kluiten gewassen dorp niks te doen valt.
Eigen koeien
Begrijp me niet verkeerd. Ik ben groot fan van de stad en alle gemakken die zij biedt: een nachtwinkel op de hoek voor als ik na tien uur ’s avonds toch nog trek hebt in iets lekkers, of na college gratis een museum binnenlopen met mijn Rotterdampas.
Maar dat alles weegt niet op tegen ’s ochtend wakker worden met het gefluit van vogeltjes – of in mijn geval het geblaat van de schapen -, de ruimte die je om je heen voelt als je door de polder naar de universiteit fietst, en verse ijsjes van ‘eigen’ koeien. Hier is vintage nog gewoon tweedehands, en weet je precies met wie de zoon van de zus van de bakker op de hoek getrouwd is.
Ik besef steeds meer: je kunt het meisje wel uit het dorp halen, maar het dorp niet uit het meisje. Ik ga er dus van genieten de komende maanden!