“Wisten jullie dat vrouwen in Nederland gemiddeld 32 procent minder verdienen dan mannen voor hetzelfde werk?” vroeg presentatrice Petra Grijzen op BNR-radio aan haar mannelijke co-hosts. “Ik zit nu op 68 procent van mijn werkdag, dus jongens, veel succes met de uitzending!”, besloot ze, waarop Grijzen de studio verliet.
Een stuntje natuurlijk, maar wel één die veel publiciteit genereerde voor het onderzoek van hoogleraar Henk Volberda van de Rotterdam School of Management. Volberda is de Nederlandse ‘filiaalhouder’ van een gigantisch onderzoek in 144 landen naar de (on-)gelijkheid tussen mannen en vrouwen, de Gender Gap Index van het World Economic Forum (zie kader). Maar na dat stuntje ging het mis met diezelfde publiciteit.
Percentage verwijderd
Na de uitzending van BNR ontstond er op twitter een felle, en volgens Volberda soms ‘extreme’ discussie over het loonsverschil. Vooral RTL-blogger en financieel risicomanager Ilja Boelaars hield vol dat het percentage niet klopte, of in elk geval niet betekende dat vrouwen 32 procent minder inkomen hebben bij gelijke functies dan mannen. Niet lang na de uitzending is het percentage zonder verdere toelichting verwijderd uit het persbericht over het onderzoek op de website van de RSM.


Volberda ontkende volgens RTL in eerste instantie het percentage te hebben verwijderd. “Ik weet niet wat voor persbericht u heeft gehad. Het bericht zoals het op de website staat is het originele persbericht. Daar is niets aan veranderd”, zegt hij in een artikel van RTL over de kwestie. Volgens Volberda heeft hij dit overigens nooit zo gezegd, alleen dat het persbericht ‘niet herschreven is’. In de cache op Google, in – inmiddels verwijderde – tweets van Volberda zelf én in het originele persbericht in het mailarchief van EM bevindt zich in elk geval nog wel het gewraakte percentage, en op de site van de RSM niet.
Maar wat is er nou aan de hand met die 32 procent? Waarom werd het verwijderd? En verdienen vrouwen nu echt een derde minder in gelijkwaardige functies of niet? Hoog tijd voor een gesprek met Henk Volberda zelf.
Global Gender Gap Report
Het Global Gender Gap Report 2016 van het World Economic Forum (WEF) probeert de kloof tussen mannen en vrouwen op wetenschappelijke wijze inzichtelijker te maken. Jaarlijks vergelijkt het WEF meer dan 140 landen op vier pijlers die deze ongelijkheid tussen mannen en vrouwen verklaren: economische participatie en kansen, toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en levensverwachting en politieke invloed. Op basis van veertien indicatoren wordt een kloof vastgesteld tussen mannen en vrouwen. In Nederland is de kloof tussen mannen en vrouwen voor 76 procent gedicht en Nederland staat daarmee op de zestiende plaats van de Gender Gap Index.
De indicator ‘loongelijkheid bij gelijkwaardige functies’, waarover de ophef ontstond, is een van vijf datapunten in de pijler ‘economische participatie en kansen’, en de enige van de vijf die gebaseerd is op een enquête. De andere vier, arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen, het aantal vrouwen versus mannen dat senior posities uitoefent, het aantal vrouwen versus mannen dat een technisch en professionele functie heeft en het geschat jaarsalaris van vrouwen versus mannen, zijn wel gebaseerd op harde data.

Waarom werd de 32 procent uit het persbericht verwijderd?
“Je kan op basis van dit rapport niet zeggen dat vrouwen in gelijkwaardige functies 32 procent minder verdienen, vind ik. Dat is ook niet wat het rapport zegt. De nuance ging in de discussie na de publicatie van het rapport verloren en dat wil ik niet. Daarom is die 32 procent uit het persbericht gehaald. Maar er is nog steeds een groot verschil in inkomen. Ik sta nog steeds achter de conclusie dat de ongelijkheidskloof van 32 procent tussen mannen en vrouwen in een gelijke functie niet gedicht is. Ook hebben we altijd meteen het 391 pagina’s tellende onderzoeksrapport bijgevoegd. Iedereen had hierin kunnen zien hoe de ongelijkheidskloof voor gelijkwaardige functies is vastgesteld.”
Hoe wordt die ‘ongelijkheidskloof van 32 procent’ bepaald?
“We kijken bij het onderdeel ‘economische participatie en gelijke kansen’ naar vijf indicatoren waarvan dit er slechts één is. En het is de enige factor die niet gebaseerd is op harde data, maar op een enquête, de Executive Opinion Survey. Tweehonderd Nederlandse topmanagers is de vraag voorgelegd: ‘In uw land, voor gelijk werk, in welke mate zijn lonen van vrouwen gelijk aan die van mannen?’ Het antwoord is een schaal van zeven punten. Punt één is ‘helemaal niet, significant lager dan dat van mannen’, punt zeven is ‘volledig gelijk aan dat van mannen’. Daar kwam een score uit van 4.78, genormaliseerd is dat 68 procent (4.78 gedeeld door 7). Een gat van 32 procent dus. We stellen deze vraag al jaren en Nederland scoort consequent niet zo goed. Er is een aanzienlijk verschil met landen als Noorwegen, IJsland en Finland.”
Maar dat toont dus niet aan dat er een verschil in inkomen van 32 procent is?
“Niet in absolute zin, maar dit rapport laat zien dat managers inschatten dat er een inkomenskloof bestaat, zegt dit rapport. Ander onderzoek bevestigt bovendien dat er ook echt een groot verschil is. Om te beginnen blijkt uit harde data die ook is opgenomen in de Gender Gap Index dat het verschil in geschat jaarsalaris (niet gecorrigeerd voor functie of ervaring) tussen mannen en vrouwen 52 procent is. Uit een onlangs verschenen rapport van het CBS komt daarnaast naar voren dat in het bedrijfsleven – zonder correctie voor bijvoorbeeld opleiding, functie of om welke sector het gaat – het loonverschil 20 procent betrof in 2014 (bij gelijkwaardige functies is het verschil volgens het CBS 7 procent, ES). Daarbij komt dat de loonkloof toeneemt na het dertigste levensjaar en dat het verschil in hogere functies nog veel groter is. Bij gelijkwaardige managementfuncties was het verschil volgens het CBS op basis van 2012 inkomensdata zelfs 34 procent.”
Waarom kijkt u naar de resultaten van een enquête en niet naar daadwerkelijke salarissen?
“Idealiter zou je bij dit onderzoek naar salarisadministraties kijken, maar dat is onmogelijk. Ten eerste is de Gender Gap Index een vergelijkend onderzoek in 144 landen, dus ik heb persoonlijk weinig invloed op de methodologie. Ten tweede moet je bedenken dat we het in Nederland nog redelijk goed voor elkaar hebben qua data, maar dat is zeker niet in alle deelnemende landen het geval. En je wilt wel één en dezelfde onderzoeksmethode hanteren voor 144 landen. Maar ik ben nu wel zo getriggerd dat ik het zelf wil gaan berekenen, los van het World Economic Forum.”
Wat wilt u dan precies gaan onderzoeken?
“Ik wil dus niet zoals het CBS algemeen onderzoek gaan doen, maar naar bepaalde stratificaties van het hoger management. Ik zou dan ook incidentele beloningen willen meenemen. Naarmate je bij functies meer salarisonderhandelingsruimte krijgt, zie je de verschillen groter worden. En op basis van een cao zou je zeggen dat hoogleraren allemaal evenveel verdienen. Maar er ontstaan toch verschillen door bijvoorbeeld nevenfuncties.”
Hoe kijkt u nu terug op de hele affaire?
“Ik heb er wel van geleerd. Je krijgt de meeste afschuwelijke tweets of je die 32 procent uit het persbericht wilt weghalen en in plaats van dat het debat zicht richt op de vele facetten van de gender gap gaat het alleen maar om de vraag of er wel of geen loonachterstand is. Dan zeggen we: OK, we halen het percentage weg, maar stellen wel dat er een substantiële kloof is. En vervolgens wordt dat weer gebruikt om ons aan te vallen.”
Waarom bent u eigenlijk niet meteen naar de media gestapt toen het misverstand ontstond? Dat was beter geweest dan het percentage stilletjes uit het persbericht te verwijderen.
“Dat heb ik gedaan! Ik heb het uitgebreid toegelicht in het blad Governance Update.”
Dat leest natuurlijk niemand op twitter!
“Daar kan ik ook niks aan doen. Ik heb er in eerste instantie wel over getwitterd, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Toen werd mijn tweet over die 32 procent weer uit zijn context gehaald. Dat twitter heeft sowieso zowel richting Petra Grijzen als mij heel veel nare tweets opgeleverd. Je zou moeten zien wat er geschreven wordt. Daarom heb ik het verwijderd.”
Samenvattend: gaat u dit volgend jaar anders aanpakken?
“Ik sta achter de onderzoeksopzet. De inkomensongelijkheid bij dezelfde functie betreft ook maar één van vijf indicatoren in één van de vier pijlers van het onderzoek. Deze laatste, de enige op een enquête gebaseerde indicator heeft te veel aandacht gekregen. Het gaat mij erom dat er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen, dat is feitelijk discriminatie. Daar moet de discussie over gaan. We gaan het voortaan wel anders communiceren, want we willen dit niet weer hebben.”