Kolven op het werk is een persoonlijke aangelegenheid. Dat doe je graag op een behaaglijke en schone plek en liefst met een beetje privacy. En daar schort het op de EUR soms aan. Soms zelfs zo erg dat vrouwen helemaal zijn gestopt met kolven – en dus met borstvoeden. Arusik Grigorian (RSM) schreef er haar masterscriptie over en die maakte heel wat los.
Kolven – voor wie nog niet in deze levensfase is aanbeland- is het afpompen van moedermelk, zodat je je baby op een later tijdstip kun voeden. Naast algemene kolfruimten in het Tinbergen- en het Van der Goot-gebouw, bieden afzonderlijke faculteiten hun medewerkers ook de gelegenheid. De ene wat beter dan de andere.
De kolfruimtes van RSM op T-7 en T-9 zijn omgeturnde invalidentoiletten. Bij T-7 is de wc-klep dan nog net afgeplakt, T-9 heeft niet eens een klep. In de hoek staat een bureaustoel, er is een koelkast om de melk in te zetten en een wasbak om flesjes af te spoelen – die op T-9 deels wordt geblokkeerd door een grote tafel. Niet ideaal dus.
En in strijd met de wet. Want artikel 4:8 van de Arbeidstijdenwet schrijft expliciet voor dat kolfruimtes voldoende privacy moeten hebben, schoon moeten zijn, moeten beschikken over een bed of rustbank en dat een toiletruimte geen geschikte plek is.
Geen onwil maar onwetendheid
“Vrouwen krijgen zo het signaal dat borstvoeding vies en minderwaardig is”, zegt voormalig EUR-studente Grigorian, moeder van een meisje van bijna 1 en ten tijde van haar onderzoek zelf ook kolvende. “Ik schrok echt van de reacties van vrouwen die ik voor mijn onderzoek ‘Breasts At Work’ interviewde. Ze voelen zich niet gewaardeerd door RSM en hebben het gevoel dat ze op het werk geen vrouw kunnen zijn.
“Sommige vrouwen vonden de kolfruimtes zo walgelijk dat ze zelfs helemaal gestopt zijn met kolven en dús met borst voeden. Dat kán toch niet anno 2016, op een universiteit die diversiteit zo hoog in het vaandel heeft staan?”
‘Het verwijzen van moeders die willen kolven naar een gehandicaptentoilet is echt niet oké.’
RSM neemt de kritiek zeer serieus. ‘We wisten er uiteraard wel van’, zegt diversity-decaan Saskia Bayerl. “Het is een thema dat al heel lang speelt – universiteitsbreed overigens – en waar tot nu toe steeds niks aan werd gedaan. Het is ook een lastig en intiem onderwerp waar je niet graag met je manager of mannelijke collega’s over praat. Er is dus geen sprake van onwil maar vooral van onwetendheid. Daardoor is het tot nog toe niet op de agenda gekomen.
“Maar nu dus wel. Aan de ene kant moet de cultuur binnen de faculteit veranderen. Als wij een goede man-vrouwverhouding nastreven dan is inclusiviteit en mogen zijn wie je bent, heel belangrijk. Daarnaast gaat onze net aangestelde Director of Operations Anne van de Graaf binnenkort in kaart brengen wat er anders en beter kan.”
Van de Graaf: “Het verwijzen van moeders die willen kolven naar een gehandicaptentoilet is echt niet oké. Ze moeten zich hier wel welkom voelen. Om dat te bereiken, gaan we onderzoeken of we de huidige ruimtes kunnen ombouwen tot echte comfortabele kolfruimtes, zonder toiletten. Maar we zouden ook kantoorruimtes kunnen gebruiken op verdiepingen die we aan het herontwerpen zijn, al dan niet samen met Sociale Wetenschappen die hier ook in het gebouw zitten.”
'Er is gewoon niet zo goed over nagedacht'

Jacomijn Klitsie (RSM-promovendus)
Echt schoon en fris vindt Jacomijn, moeder van Floris, de kolfruimtes van RSM niet. “De wc is al lang niet gebruikt en daardoor vies en stoffig. Hij is wel afgeplakt maar ook een keer losgetrokken toen iemand blijkbaar hoge nood had. De kolfruimte op T-07 zit direct naast de koffiehoek. Daardoor is er weinig privacy. Jammer wel. Zeker omdat RSM verder juist zo goed tegemoetkomt aan mijn moederschap, qua flexibele werktijden en kolfuren. Ik denk daarom ook zeker dat het geen ‘kwade wil’ is. Er is gewoon niet zo goed over nagedacht. Waarschijnlijk heeft iemand ooit bedacht ‘ik wil kolven, ik pak een bureaustoel en ga hier zitten.’ En toen is het een kolfruimte geworden.”
‘Toen ik de ruimte voor het eerst zag, moest ik even slikken’

Stella Pfisterer (RSM-onderzoeker publiek-private samenwerking)
“Oké, dit is hem dus”. Toen Stella Pfisterer, moeder van Maximilian, de kolfruimte op de zevende van het T-gebouw voor het eerst zag, moest ze even slikken. “Alles wat je nodig hebt, is er. Maar meer ook niet. Het koelkastje gebruik ik niet. Ik vind het niet zo’n fijn idee dat mijn flesjes melk daar onbeheerd staan op een plek waar iedereen erbij kan. Liever maak ik gebruik van de ruimte bij kinderdagverblijf Partou, waar Maximilian een paar dagen per week naar toe gaat. Die is veel persoonlijker en comfortabeler, met een lekkere bank en een kussen. Veel meer op moeders en kinderen ingesteld dus. Maar wel een stukje lopen.”