Op een lagere school in Den Haag, De Paradijsvogel, worden kinderen naar huis gestuurd als ze met spaghettibandjes of een naveltruitje naar school komen. Het leidde tot landelijke ophef. Wat vindt u daarvan?
“Hoe een kind zich kleedt is in eerste instantie een zaak van de ouders, zou ik zeggen. Maar er zijn natuurlijk grenzen. En daar mag een school best regels voor opstellen. Een samenleving moet gereguleerd worden, ook op het vlak van erotiek en seksualiteit.”
Critici stelden dat meisjes uit groep vijf en zes, dus van een jaar of tien, hiermee geseksualiseerd worden. Terwijl ze zichzelf nog helemaal niet bewust zijn van hun seksualiteit.
“Maar die seksualiteit is er wel. In Nederland ontkennen we dat liever en zeggen in plaats daarvan: een leraar die afgeleid raakt door zijn minderjarige leerlingen, die deugt niet. Maar zo simpel is het niet.”
Waarom niet?
“Omdat er sprake is van een reële spanning, al dan niet bewust. Seksualiteit heeft een heel mooie kant, maar ook – iedereen die Bataille weleens heeft gelezen weet dat – een gevaarlijke. Seksuele aantrekkingskracht leidt ertoe dat mensen elkaar voortdurend willen bespringen, ook als dat totaal niet gepast is. Wij hebben geleerd dat we dat enigszins in de hand moeten houden. Dat je geen geweld gebruikt, dat je het niet met kinderen doet, en niet in het openbaar. Dit soort maatschappelijke taboes hebben een heel belangrijke functie. Maar daarmee is die seksuele kracht niet weg. Er is een dubbele werkelijkheid: dat wat we doen – en wat in de regel maatschappelijk geaccepteerd is – en dat wat onze hormonen soms misschien wel zouden willen. Het probleem van de huidige verpreutsing is dat we krampachtig proberen die twee werkelijkheden op één lijn te krijgen. De kneveling van onze natuurlijke driften is gemoraliseerd, vanuit het idee dat morele mensen in een morele samenleving op een volstrekt harmonieuze manier met elkaar kunnen samenleven. Maar ik denk niet dat dat kan. En ook niet dat je die schijn moet ophouden.”
De leraar wordt nu, op het moment dat hij aanstoot neemt aan zijn schaars geklede minderjarige leerling, min of meer verweten pedofiele gevoelens te hebben. U zegt: we moeten accepteren dat kinderen op een jonge leeftijd al seksueel interessant zijn, voor elkaar, maar ook voor volwassenen?
“Natuurlijk. En dat neem je niet weg door te zeggen dat een leraar niet deugt. Die leraar deugt niet als hij zich niet in bedwang kan houden. Maar dat wil niet zeggen dat er geen dwang nodig is om die situatie niet te laten ontstaan. Je kunt de uitdaging niet eindeloos opvoeren en dan tegen de uitgedaagde zeggen: op het moment dat je toegeeft, ben jíj fout en niemand anders. Wat we nu zien, zou je de backlash van de jaren zeventig kunnen noemen. De seksualiteit werd toen vrijwel volledig ‘ontgrensd’. Alles moest kunnen, zelfs pedofilie was een vorm van bevrijding. Maar na verloop van tijd bleek seksualiteit meer duistere kanten te hebben dan men dacht, en werd de boel – panisch bijna – aan banden gelegd. Nu ligt het, als er iets misgaat, niet meer aan de seksualiteit zelf, maar aan de dader. In werkelijkheid is dat ‘gevaarlijke’ onlosmakelijk met seksualiteit verbonden. We zijn dol op de overschrijding van wat eigenlijk niet mag. Orgieën, prostitutie, overspel, en zelfs pedofilie: je kunt proberen ze naar de rafelranden van de samenleving te verbannen, maar het immorele is inherent aan seksualiteit. De Fransen hebben daar het mooie woord: inavouable voor – datgene wat niet op te biechten is. Het vraagt om verborgenheid, bedrog en hypocrisie. Hypocrisie is een zwaar onderschatte deugd in de seksualiteit.”
Wat bedoelt u daarmee?
“Het lichaam is niet moreel, het verlangen is niet moreel. Neem overspel. Dat is er altijd geweest en dat zal er altijd zijn. Maar ga daar vooral niet mee te koop lopen. Ga niet bij de thee tegen je vrouw zeggen: ik heb het toch zo lekker gedaan met mijn secretaresse. Terwijl dat wel de strekking is van de gelukkige seksualiteit die ons vanaf de jaren zeventig werd verkocht: dat we onze natuurlijke driften en de maatschappelijke normen op een moreel verantwoorde manier bij elkaar kunnen brengen. Het probleem van de moderne preutsheid is dat zij het hele ‘libidineuze’ veld gemoraliseerd heeft en het daarmee meent te hebben getemd. Maar zo negeren we de dubbelheid van de menselijke natuur, en het feit dat ratio en zelfbeheersing nooit alléén de dienst kunnen uitmaken. Onderhuids blijft de ondeugd stuwen. Een verstandige publieke moraal erkent dat. Normen kunnen – en moeten – dus met kracht aan mensen worden opgelegd. Maar we moeten óók onder ogen zien dat de aandrift van de natuur uiteindelijk altijd sterker zal blijken.”
‘Met het schooluniform is het probleem niet weg, het wordt alleen ontweken’
Terug naar de kledingregels op de lagere school. Moeten we niet gewoon aan het schooluniform?
“In België is dat – zeker op het gebied van privéscholen – niet ongebruikelijk. Al gaat het daar eerder om het wegnemen van sociale verschillen dan om seksualisering. Maar met het uniform is het probleem niet weg, het wordt alleen ontweken. Het zal zich op uitgaansavonden net zo goed, of zelfs nog heftiger manifesteren.”
Maar een individu heeft toch het recht met zijn seksualiteit te doen wat het wil? In de multiculturele samenleving lijkt dat wel eens te worden vergeten.
“Een individu heeft het recht op een ongestoord privéleven. Maar de samenleving heeft ook het recht om niet constant mateloos geprovoceerd te worden. De samenleving eist een inperking daarvan: dat is wat wij beschaving noemen. Waar die grens ligt, is altijd een kwestie van duwen en trekken, multiculturele samenleving of niet. Wat wel opmerkelijk is, is dat er vanuit progressieve hoek en conservatief- allochtone hoek soms op eenzelfde manier geprotesteerd wordt tegen wat men als onwenselijk ziet, zij het vanuit totaal verschillende motieven.”
Sinds een jaar of tien horen we steeds vaker dat de samenleving geseksualiseerd is. Klopt dat, volgens u?
“Wat me in zo’n bewering het meeste opvalt, is dat de strijd tegen de ‘verwildering van de zeden’ vaak verkocht wordt onder een heel andere noemer. Neem prostitutie. De huidige veldtocht daartegen vindt plaats onder aanroeping van de mensenrechten. Het zou onmenselijk zijn wanneer vrouwen – en mannen ook trouwens – hun lichaam verkopen voor geld. Niemand doet dat vrijwillig, is dan de gedachte. In feite zie je daarin echter bepaalde burgerlijke ideeën terugkeren over wat wel en wat niet gevoeglijk is. Net als op de schilderijen uit de zeventiende eeuw, waar de armenbesturen het vingertje heffen, zie je nu de middenklasse die haar ideeën probeert op te leggen aan de rafelranden van de samenleving. In de kwestie rond de sluiting van het Zandpad, de Utrechtse hoerenbuurt, werd officieel de strijd tegen mensenhandel in het geding gebracht. Let wel: die strijd móet gevoerd worden. Maar in feite werd de stem van de betrokkenen – vrouwen die daar werkten en die in grote mate helemaal niet gediend waren van een sluiting – tot zwijgen gebracht. Het laatste waarop zij zaten te wachten was wel een ‘bevrijding’ die hen werd opgedrongen uit naam van een abstracte moraal, en die zich bovendien niets aantrok van de concrete maatschappelijke gevolgen: dat die vrouwen na sluiting vaak slechter af waren dan daarvoor.”
Zijn we doorgeslagen in onze preutsheid?
“Ik ben niet zo gelukkig met de integrale moralisering van de samenleving. We moeten leren leven met het idee dat onze idealen nooit helemaal werkelijkheid zullen worden. Dat elke soort samenleving schaduwzijden heeft en elk individu valkuilen. In Noord-Europa geloven we graag dat we volledig moraliseerbaar zijn. Maar daarmee wordt onze donkere zijde niet weggenomen. Sterker nog: als je dat probeert, wordt ze misschien alleen maar erger. Neem de beruchte zedenzaak in Valkenburg uit 2015, waarin een minderjarig meisje zich prostitueerde. Het Openbaar Ministerie reageerde ongekend hard. De hoerenlopers in kwestie werden meedogenloos nagejaagd – met een aantal zelfmoorden tot gevolg – nog voordat er één rechtszaak geopend was. Natuurlijk, het was een ernstige zaak. Maar door de verkrampte publieke moraal werd het onheil verveelvoudigd. Een moraal is nuttig, maar je moet niet verwachten dat wij daar volledig naar kunnen leven.”
Dat klinkt als een katholieke opvoeding.
“Ik ben een atheïstische katholiek en heb daarvan geleerd dat een gezond gevoel voor de betrekkelijkheid van alles voor het welzijn van een samenleving ontzettend belangrijk is. Want laten we eerlijk zijn: hoezeer we ook ons best doen, echt deugen zullen we nooit.”

Ger Groot (1954) is universitair hoofddocent Filosofie aan de Faculteit der Wijsbegeerte. Hij promoveerde op het werk van de filosofen
Nietzsche, Cioran Bataille en Derrida. Zowel in zijn academische als in zijn populaire werk richt hij zich op de menselijke conditie in al zijn facetten, van burgerlijkheid tot schaamte, en van religie tot politiek. Hij is columnist bij dagblad Trouw.