De laboratoria van de Radboud Universiteit Nijmegen doen de meeste proeven op dieren van alle universitaire instellingen van Nederland. De Nijmegenaren nemen bijna een kwart van het totaal aantal proeven voor hun rekening. Dat blijkt uit cijfers die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar de Tweede Kamer gestuurd heeft.

In 2014 deed men in Nijmegen 49.503 dierproeven. Op een ‘eervolle’ tweede positie volgt het Erasmus MC. Hier in Rotterdam gaat het om 38.562 proeven. Binnen de universiteiten en academische centra zijn in totaal 233.000 dieren gebruikt.

Ruim een kwart van de dierproeven is voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Nog eens een kwart is bestemd voor wettelijk vereiste veiligheidstesten. Een derde is voor toepassingsgericht onderzoek. Tien procent betreft fokdieren die uiteindelijk niet worden gebruikt en drie procent van de dieren is voor het onderwijs.

Muizen, ratten, kippen en kwartels

De onderzoekers gebruik voor hun proeven vooral muizen (49 procent) en ratten (18 procent). Nog eens vijftien procent gaat om kippen, kwartels enzovoorts. Vissen vormen zes procent van alle proefdieren.

Volgens de NVWA sterven de proefdieren in 87 procent van de gevallen aan de proef, of ze worden na afloop gedood. De rest overleeft de proef.