Na 25 jaar gewerkt te hebben bij de Rijksuniversiteit Groningen, staat Inge Hutter sinds augustus 2015 aan het roer bij het International Institute of Social Studies, onderdeel van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In Den Haag hervindt ze haar passie voor andere culturen en kan ze het ISS voorbereiden op de toekomst. “Wetenschappers hebben de plicht om te zorgen dat er iets met hun onderzoek gebeurt.”

Inge Hutter is bijna een half jaar bezig als nieuwe rector van het International Institute of Social Studies (ISS). “Nu heb ik echt het gevoel dat ik me thuis begin te voelen en er meer routine in komt”, zegt ze als ze EM in Den Haag ontvangt. Nadat ze 25 jaar bij de Rijksuniversiteit Groningen werkte – en in die periode van promovendus doorgroeide naar de functie van decaan van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen – begon ze afgelopen zomer bij het ISS in Den Haag, het instituut dat sinds 2009 onderdeel uitmaakt van de Erasmus Universiteit.

In dat eerste half jaar hield Hutter kennismakingsgesprekken met alle ISS-medewerkers. Ze noemt het de leukste gesprekken die ze heeft gehad. Ze komt veel te weten over hoe iedereen in zijn werk staat, maar ook over persoonlijke situaties.

“Wat me vooral opvalt, is hoeveel iedereen hier van het ISS houdt. Er is passie voor wat het instituut doet en waar het voor staat.” Die gesprekken zijn behoorlijk tijdrovend, geeft ze toe, maar wel heel belangrijk. Het instituut komt uit een fikse reorganisatie, waarbij onder andere een deel van de ondersteunende staf naar Campus Woudestein in Rotterdam is verhuisd. “Ik kan in die gesprekken vertellen dat er een nieuwe tijd aankomt. Die reorganisatie hebben we gehad, dat is gedaan. Nu kunnen we vooruitkijken en dingen opbouwen.”

Dingen opbouwen. Dat is de missie voor de komende jaren. Van de nieuwe rector wordt verwacht met een visie te komen: waar staat het instituut in 2020 of 2025?

Gronings dossier

De verschillen tussen haar functie bij het ISS en haar functie als decaan in Groningen zijn niet zo groot als je zou verwachten, vertelt de antropologe. “Een nieuwe werkomgeving is wel wennen”, zegt Hutter. “Maar het scheelt een hoop dat ik weet wat er speelt op de universiteiten, en de processen al ken. Veel dingen die bij de EUR spelen, speelden ook in Groningen.”

Neem bijvoorbeeld het experiment met beurspromovendi. Dat is een typisch Gronings dossier, waar ook het ISS wel oren naar had. In Rotterdam was er maar weinig animo voor het verstrekken van beurzen aan promovendi. Het zou bijvoorbeeld betekenen dat ze slechtere arbeidsvoorwaarden krijgen dan reguliere promovendi.

Maar het ISS ziet er juist een ideale manier in om promovendi uit ontwikkelingslanden een stabiele inkomstenbron te bieden. Het is door strenge immigratiewetten nagenoeg onmogelijk om die groep promovendi een aanstelling te geven op Nederlandse universiteiten. “Juist mensen uit zuidelijke werelddelen krijgen met dit soort fellowships goede mogelijkheden om zich te ontwikkelen.”

Nu komen veel van die promovendi met een eigen potje geld naar het ISS. Dat is lang niet altijd toereikend, maar bijspringen als instituut mag niet. Dankzij het experiment met beurspromovendi kan het ISS de komende jaren maximaal vijftien promovendi van een stabiel inkomen voorzien. “We zijn ontzettend blij dat het door de universiteitsraad is”, zegt Hutter. Het is alleen nog even wachten op toestemming van de minister.

Het ISS wil niet alleen zelf beurzen aanbieden, Hutter is ook van plan om meer promovendi met beurzen uit het buitenland aan te trekken. “Het verraste me wel dat hier veel promovendi zijn die met eigen geld komen”, zegt ze. “In Groningen kwamen ze vooral met beurzen uit het eigen land.” Een van de uitdagingen voor de komende jaren is om die beurzen te vinden. “Die beurzen zijn er, en er zijn genoeg mensen die hier willen promoveren.”

Passie voor andere culturen

Inge Hutter vredespaleis 3
Beeld door: Ronald van den Heerik

Van de 160 masterstudenten en honderd promovendi komt de meerderheid uit Azië, Afrika of Latijns-Amerika. “In Groningen vonden ze zichzelf internationaal, in Rotterdam claimt men dat ook. Maar als je hier een klas inloopt, kom je maar twee mensen uit Europa tegen, de rest komt uit zuidelijke ontwikkelingslanden.”

Hutter was na 25 jaar in Groningen toe aan iets anders. “Dat had ook een heel persoonlijke reden. Mijn partner is drie jaar geleden heel plotseling overleden. In zo’n situatie ga je op een heel basaal niveau nadenken over wat je nog wilt in het leven.”

Ze doet sinds haar masters Niet-westerse demografie in Groningen en Culturele Antropologie in Utrecht veel onderzoek in Afrika en India, naar sexual and reproductive health. “Die passie voor ontwikkelingslanden en voor andere culturen wilde ik meer tot uiting laten komen. En die vind ik bij de studenten en staf hier terug.”

“Het hele instituut is internationaal: bijna alle studenten en een groot deel van de staf. Den Haag is ook een internationale stad.” Daarin verschilt het ISS van andere instituten en faculteiten. Het zorgt volgens Hutter voor een andere cultuur. ISS’ers noemen hun instituut ook wel eens liefkozend een mini-Verenigde Naties. “Studenten leren niet alleen van onderzoekers en docenten, maar vooral van elkaar. In het onderwijs proberen we een global citizenship-concept neer te zetten, waarbij mensen uit allerlei verschillende culturen interacteren en gezamenlijk leren. Ik kan er soms wel jaloers op worden.”

Wetenschappelijke plicht

De wetenschappers in Den Haag doen veel onderzoek vanuit een niet-westers perspectief, in samenwerking met ngo’s of lokale overheden. “Dat soort onderzoek spreekt me erg aan: goed academisch onderzoek, maar er wordt ook heel nadrukkelijk gekeken naar wat je met dat onderzoek kunt doen.” Je moet ook wel betrokken zijn, denkt Hutter, bij het type onderwerpen dat ISS-onderzoekers behandelen. “Als je onderzoek doet naar moedersterfte in Malawi, grijpt dat je automatisch aan. Het is logisch dat je ervoor zorgt dat er ook iets met je onderzoek gebeurt.”

“Ik heb steeds meer moeite met onderzoekers die alleen maar in hun kamertje zitten en de samenleving niet zien. Dan kun je prachtig onderzoek doen, en interessante analyses maken, maar is dat wel echt wat er in de samenleving speelt?” Naast het produceren van kennis, en het delen van die kennis, heeft de wetenschap volgens Hutter ook de functie om te zorgen dat er iets met die kennis gebeurt.

Ze noemt het zelfs een plicht voor wetenschappers om daarover na te denken. “Dat klinkt heel zwaar”, lacht ze. “En ik bedoel ook niet dat iedereen dat zou moeten doen, maar wel dat je daar binnen de organisatie een goede balans voor vindt.”

Hutter verklaart haar visie dat er iets moet gebeuren met wetenschappelijk onderzoek vanuit haar opvoeding. Ze groeide op in een ‘socialistisch lerarennest’ in Oosterhesselen, een klein dorpje in Drenthe. “Het was altijd heel duidelijk: je moet iets doen voor de samenleving, iets doen met de kennis die je hebt.”

In eerste instantie leek het erop dat ze sportdocent zou worden. Ze turnde niet onverdienstelijk en koos als tiener eind jaren 70 voor de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Dat leek een logische keuze, met beide ouders en broer en zus in het onderwijs. Maar ze miste theoretische diepgang.

Vooruitgeschoven post in Den Haag

Diepgang vond Hutter wel in de antropologie, bij het kijken naar en vanuit verschillende culturele perspectieven. Opgroeien in een klein dorpje in Drenthe was erg nuttig voor antropologisch onderzoek, vertelt ze. “Voor mijn proefschrift deed ik onderzoek (naar de gezondheid van zwangere vrouwen) in dorpen in Zuid-India. Er zijn zoveel overeenkomsten met een dorp in Drenthe: de sociale controle, sociale processen, het belang van de oogst. Fascinerend dat dat vanuit een ander cultureel perspectief ook zo is.”

Het is voor universiteiten ontzettend belangrijk om te kunnen kijken vanuit verschillende perspectieven, legt ze uit. “We hebben in Nederland geen idee hoe snel landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika opkomen. Er heerst daar een mentaliteit van ‘wij gaan ervoor, de toekomst is aan ons’. De machtsverhoudingen in de wereld zijn aan het veranderen.”

En dat zullen universiteiten hier steeds meer gaan merken. Enerzijds komen de studenten en promovendi van de toekomst uit die delen van de wereld. Anderzijds verschuift de kennis van hoe die landen werken en van de kenteringen die daar plaatsvinden naar die landen zelf.

Hutter denkt dat het ISS daarom een belangrijke rol kan spelen binnen de Erasmus Universiteit. Het instituut heeft namelijk sinds 1952 ervaring met een internationale en multiculturele studentenpopulatie, en een netwerk van twaalfduizend alumni over de hele wereld met kennis over die veranderende machtsverhoudingen.

“Ik hoop dat kennis op het gebied van internationalisering nog meer onze bijdrage wordt binnen de EUR: wat betekent het als je al die verschillende culturen meeneemt in je onderwijs en onderzoek? Wat betekent het als de vluchtelingenstroom zo dichtbij komt?”

Het ISS zou meer kunnen dienen als vooruitgeschoven post van de universiteit, hoopt Hutter. Niet alleen vanwege de kennis op het gebied van internationalisering, maar ook vanwege de ligging in Den Haag. “We zijn ook een foothold hier in Den Haag. Alle ministeries zitten hier, we zitten vlak bij veel grote internationale instituties.”

Inge Hutter vredespaleis 2
Beeld door: Ronald van den Heerik

Gezamenlijke paraplu

Andersom is het voor het ISS heel nuttig om onderdeel te zijn van de Erasmus Universiteit, vertelt Hutter. “Juist als klein instituut is samenwerking noodzakelijk. Het helpt je ontzettend goed om je verder te kunnen profileren.” Zo werkt het ISS bijvoorbeeld samen met het Erasmus MC en het instituut voor Beleid en Management van de Gezondheidszorg in het Rotterdam Global Health Initiative; in Leiden-Delft-Erasmus-verband in het Centre for Frugal Innovation in Africa, en met de Erasmus School of Economics in de KidsRights Index.

Betere profilering van het instituut is de grote uitdaging voor de komende jaren, zegt Hutter. “Als ik hier binnenkom, zie ik wat een passie er is en welke expertise we hebben. Maar voor de buitenwereld kan dat zichtbaarder worden gemaakt. Daar zijn we soms nog iets te bescheiden voor.” Hutter wil dat het ISS duidelijker onder één vlag vaart. “Global development and social justice wordt het overkoepelende thema, de gezamenlijke paraplu waar iedereen zich in kan vinden, en een duidelijkere stem naar buiten.”

Het ISS heeft momenteel vier onderzoeksprogramma’s. “Daar zijn we eigenlijk te klein voor”, zegt Hutter. “Het streven is om tot een overkoepelend onderzoeksprogramma te komen waar iedereen in zit.” Ook binnen het ISS zou Hutter die interdisciplinaire samenwerkingsverbanden meer willen zien. “Het doel is om mensen samen te brengen. We hebben onderzoekers die het over political economy en environment hebben, maar het zou interessant zijn om daarbij ook human rights te betrekken. Naar dat soort combinaties zijn we op zoek.”

Ontwikkelingsstudies zijn van nature al interdisciplinair, zegt Hutter, dus moeizame veranderingen verwacht ze niet. Bovendien heeft ze de afgelopen jaren in Groningen voor een soortgelijke verandering gezorgd. “Ik ben er verbaasd over dat het hier zo’n snelle vlucht neemt. Maar ik kom dan ook uit de faculteit van W.F. Hermans.”

Inge Hutter is sinds augustus 2015 rector van het International Institute of Social Studies in Den Haag en hoogleraar Participatory and qualitative in population and development aldaar. Ze groeide op in het Drentse dorp Oosterhesselen, zat in Emmen op de middelbare school, studeerde een paar jaar aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, en ging vervolgens Geografie en demografie studeren in Groningen en Culturele antropologie in Utrecht. In Groningen promoveerde ze cum laude op onderzoek naar de gezondheid van zwangere vrouwen in Zuid-India. Sindsdien doet ze veel onderzoek op het gebied van sexual and reproductive health in India, Bangladesh en verschillende Afrikaanse landen. In 2011 werd ze decaan van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, tot ze deze zomer na 25 jaar afscheid nam en rector werd op het ISS. Hutter woont in Den Haag.

Op 18 februari houdt Inge Hutter haar inaugurele rede, getiteld ‘Participatory and qualitative research in Global Development’.