We hebben een inclusiever burgerschap nodig, vindt historicus Zihni Özdil. Nederland is namelijk helemaal niet zo kleurenblind als we denken, betoogt hij in zijn boek Nederland mijn Vaderland. “We hebben in Nederland een cultuur waarin we iemand op basis van huidskleur buiten het burgerschap plaatsen.”

Waarom zien we Zihni Özdil niet als Nederlandse naam? Aan de hand van die vraag houdt EUR-historicus Zihni Özdil de Nederlandse samenleving een spiegel voor. Hij analyseert haarfijn hoe het slavernijverleden, multiculturalisme en de terminologie uit het integratiedebat doorwerken op het idee van Nederlands burgerschap. De sociaal-culturele dimensie van Nederlanderschap is volgens hem gereduceerd tot witheid: als je een kleurtje hebt, word je niet gezien als Nederlander. “Of je nu een hoofddoek draagt, wat je ook eet, hoe je ook heet, of je wel of niet gelooft, of je nu een achterlijke moslimfundamentalist bent, of een domme Feyenoordhooligan, prima, maar je bent allemaal een Nederlander.” Dat is wat Özdil zijn lezers duidelijk wil maken in Nederland mijn Vaderland.

Waarom heb je je boek vernoemd naar de facebookpagina Nederland mijn Vaderland?

“Daar komen posts voorbij over molens, het Nederlands elftal, beelden die een bepaald soort nostalgie oproepen. Maar ook nieuws over bijvoorbeeld bootvluchtelingen. Daar komen vaak duizenden reacties op: ‘bom erop’, ‘laat ze verzuipen’, ‘terug naar hun apenland’. Het zijn normale mensen die op zo’n manier reageren, opa’s en oma’s die foto’s van hun kleinkinderen delen op hun profiel, de bakker om de hoek. Dat fascineerde mij. Wat betekent dit?”

Je denkt dat het meer is dan drek van simpele zielen?

“Ja, het is de plek waar uitsluiting in het Nederlandse burgerschap het zichtbaarst is. Nederland mijn Vaderland betekent er ‘niet hun vaderland, niet Özdils vaderland’. Die uitsluiting is er bij jullie van de spreekwoordelijke grachtengordel ook, maar meer erudiet. Wat ik wil met de titel van mijn boek is claimen dat Nederland ook mijn vaderland is. Het is van mensen die ‘bom erop’ roepen, van de grachtengordelelite, maar ook van mij.”

Waarom denk je dat Özdil niet als Nederlandse naam wordt gezien?

“Ik zal je een voorbeeld geven. Een pr-medewerker van mijn uitgever belde laatst. De proef van het boek was naar boekhandels en media in het land gestuurd. Ze vertelde me dat ze meerdere telefoontjes kreeg in de trant van ‘klinkt interessant en we willen die meneer Özdil wel interviewen, maar spreekt hij wel goed Nederlands?’. Ik ben docent aan de Erasmus Universiteit, heb net in het Nederlands een boek geschreven dat Nederland mijn vaderland heet en over Nederlanderschap gaat. Er is een ingebakken aanname dat Özdil geen Nederlandse naam is.”

zihni-126
Beeld door: Ronald van den Heerik

Als het aan jou ligt stoppen we met het woord allochtoon. Wat is er mis met die term?

“Wij zijn allebei opgegroeid in Nederland. Stel dat jij een Franse moeder zou hebben. Als wij met z’n tweeën over straat lopen, wie van de twee wordt dan gezien als allochtoon? Het woord pakt mijn burgerschap van mij af. Het is echt een krankzinnige term. Letterlijk betekent het ‘van vreemde aarde’. Het woord komt uit de geologie en wordt gebruikt voor gesteente dat door een aardverschuiving ergens terecht is gekomen waar het niet hoort. Maar ik hoor wel in Nederland. Net zo veel of weinig als jij.”

Het CBS hanteert de definitie ‘persoon die in Nederland woonachtig is en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren’.

“Je kunt er nog zo’n technische definitie aangeven, maar dat gaat voorbij aan hoe het doorwerkt in de maatschappij. ‘Allochtoon’ is vanaf het begin een raciale term geweest. Sociologe Hilda Verwey-Jonker komt in 1971 met het rapport Allochtonen in Nederland. Daarin schrijft ze letterlijk dat ze Surinamers, Antillianen en Ambonezen allochtonen noemt, en Amerikanen en Duitsers niet, omdat ze een andere huidskleur hebben en Nederlands spreken dat voor weinig Nederlanders verstaanbaar is. Mensen uit de voormalige koloniën spraken toch echt al Nederlands. Een tukker is ook onverstaanbaar, maar die zullen we nooit allochtoon noemen. Het gaat echt over kleur.”

Hoe wil je dan genoemd worden?

“Je mag me Zihni noemen, of weledelgeleerde heer Özdil. Je kunt me een Nederlander noemen. Als je per se m’n erfgoed wil benoemen, noem me dan een Turkse Nederlander. Hoe we woorden gebruiken in onze maatschappij, in onze politiek, is heel belangrijk. Denk niet dat het geen effect heeft op hoe we denken.”

We zijn niet zo kleurenblind als we denken

We beseffen ons niet of nauwelijks dat kleurenblindheid niet bestaat in Nederland, betoogt Özdil. Dat komt volgens hem door wat hij noemt ‘de pasteurisatie van onze geschiedenis’: “We hebben onze geschiedenis behapbaar gemaakt door de scherpe kantjes er vanaf te halen.” Hij noemt als voorbeeld de renovatie van het Mauritshuis. “Dat is een prachtig museum, maar in de informatieboekjes wordt met geen woord gerept over waar het Mauritshuis vandaan komt. Johannes Maurits bouwde het met inkomsten uit de slavernij.”

Door de pasteurisatie van de geschiedenis ontberen mensen historische kennis en zien ze niet hoe de slavernij vandaag de dag nog doorwerkt in Nederland. “Denk aan het N-woord. Het verscheen voor het eerst in een document van de West-Indische Compagnie in 1644, en was bedoeld om zwarte slaven aan te duiden. We hadden al een woord voor zwart, namelijk zwart. Het N-woord werd geïntroduceerd om een extra dehumanisering mee te geven.” Het gevolg van die pasteurisatie is dat het voor de meeste mensen ‘een verhaal van Mars’ is dat er discriminatie is op basis van kleur, zonder dat we bewust uitsluiten op basis van kleur.

zihni-020
Zihni Özdil in 2015, toen nog promovendus aan de Erasmus Universiteit, met zijn pas verschenen boek ‘Nederland mijn Vaderland’ Beeld door: Ronald van den Heerik

Kun je een voorbeeld geven van dat onbewuste proces van uitsluiting?

“Vorig jaar sprak ik op 5 mei in het Schielandshuis over vrijheid. Ik opende mijn lezing oprecht met: ‘In 1940 hebben onze soldaten hun leven gegeven om ons te beschermen tegen de Duitsers.’ Je voelde iets door de zaal gaan en iemand riep: ‘Hebben Turken ook meegevochten dan?’ Het was heus geen zaal met PVV’ers, gewoon normale mensen. Maar dat de Nederlandse geschiedenis ook mijn geschiedenis is, wil er niet in. Terwijl ik toch echt een Nederlander ben, net zo veel als jij of iedere andere Nederlander.”

Je wijt dat aan wat je noemt ‘institutioneel racisme’.

“Ja, dat is een moeilijke term. Als je het gebruikt, denken mensen meteen dat je ze uitmaakt voor racist. Maar dat is niet zo. Die meneer die zich afvraagt of Turken ook meevochten in de Tweede Wereldoorlog is geen racist en heeft ook geen kwade bedoelingen. Het is een gevolg van vierhonderd jaar culturele geschiedenis.”

Wat is institutioneel racisme?

“Er is een verschil tussen discriminatie, uitsluiting of racisme begaan door individuele actoren – iemand die bijvoorbeeld continu zijn rechterarm omhoog steekt -, en structurele mechanismes die in onze maatschappij doorwerken. Dat is de institutie cultuur. En dat kunnen we niet uitschakelen, maar we moeten ook niet doen alsof vierhonderd jaar geschiedenis geen effect heeft op het heden. We hebben op dit moment in Nederland een cultuur waarin we mensen op basis van ‘ras’ buiten het Nederlanderschap plaatsen.”

Je vindt dat Nederlanders van kleur zelf ook meedoen met die uitsluiting. Kun je dat uitleggen?

“Veel te veel jonge Nederlanders van kleur zeggen zelf ‘ik ben geen Nederlander’. Allerlei ultranationalistische en fundamentalistische clubs uit het land van mijn opa krijgen in Nederland de ruimte om hun tentakels uit te breiden en de derde generatie te hersenspoelen dat niet Nederland, maar Turkije hun vaderland is. Dat is eigenlijk ook een vorm van institutioneel racisme: minderheden die zichzelf segregeren en neerkijken op hun landgenoten, die ze niet als landgenoten maar als ‘heidenen’ of iets dergelijks zien.”

Fresku’s muziek zou ‘te zwart’ zijn. Volgens Özdil illustreert deze hartenkreet hoe institutioneel racisme uitmondt in een culturele spanning over de betekenis van ‘Nederlander’ zijn. Bron: www.youtube.com

Weg met de tolerantie!

Een voorbeeld dat Özdil in zijn boek gebruikt om institutioneel racisme te illustreren is een lied van de Nederlandse rapper Fresku: Zo doe je dat. In de videoclip schminkt Fresku zijn gezicht wit met de boodschap dat je alleen als witte rapper op de radio komt. Al bouncen blanke pubers met je tracks mee. Hilversum wil blanke rappers per se. Volgens Özdil is het een hartenkreet die gaat over hoe institutioneel racisme uitmondt in een culturele spanning over de betekenis van ‘Nederlander’ zijn. Formeel is iedereen met de Nederlandse nationaliteit staatsburger, inclusief bijbehorende rechten en plichten. Maar die formele status rijmt niet met de sociaal-culturele betekenis van ‘Nederlander’ zijn. “De sociaal-culturele dimensie van Nederlanderschap is witheid”, zegt Özdil.

Dat zie je bijvoorbeeld sterk terug op de arbeidsmarkt, legt hij uit. “In representatieve functies in het MKB is het het hardnekkigst. De gemiddelde Nederlandse klant wil liever geen kleurtje achter de balie zien, geen hoofddoekje. Dat verkoopt minder.” We sluiten structureel uit op basis van kleur, wil Özdil ermee zeggen. De wortels van die uitsluiting op basis van kleur moeten we aanpakken. “We moeten naar een land toe waar we met z’n allen – zwart of wit, laag of hoog opgeleid – tot in de haarvaten internaliseren dat we Nederlander zijn.” En daarvoor moeten we allereerst af van het idee dat tolerantie iets goeds is.

Je houdt in je boek een pleidooi tegen tolerantie. Je vindt dat het gelijkheid uitsluit.

“Als je kijkt naar de Nederlandse geschiedenis is er een uitzonderlijk hoge mate van tolerantie ingezet om de samenleving te ordenen. Dat gaat terug tot de zestiende eeuw, toen er nieuwe calvinistische machthebbers waren. Er waren ook katholieken, lutheranen, joden. Die kun je geen kopje kleiner maken, maar je wil wel zorgen dat ze niet de macht krijgen. Daarvoor kom je met tolerantie. Zo moesten katholieken in schuilkerken zitten, ze mochten geen wapens dragen, moesten meer belasting afdragen. Je geeft ze een eigen clubhuis, uit het zicht.”

“Later mondt die tolerantie uit in de verzuiling, geïnstitutionaliseerde tolerantie. Dat is echt een vorm van apartheid: zuilen op basis van geloof of politieke voorkeur, overleg tussen de leiders van de zuilen, maar de achterbannen gaan totaal niet met elkaar om. In de jaren 60 eisen mensen gelijkheid en wordt de verzuiling afgeschaft. Dat is vrij snel gelukt. Vanaf dan zegt niemand in Nederland nog dat katholieken alleen maar ‘bijwoners’ zijn.”

“Het ironische is dat in diezelfde periode de gastarbeiders naar Nederland komen. En wat doen diezelfde babyboomers die net de verzuiling hebben afgeschaft? Opnieuw verzuilen. Het multiculturalisme invoeren en tolerantie opleggen.”

Wat is er zo problematisch aan tolerantie?

“Tolerantie is een hiërarchisch concept, een machtsconcept. Er is iemand die tolereert en iemand die getolereerd wordt. Een draaiorgel voor je deur, dat kun je tolereren. Je vindt het irritant, maar je gaat het niet kapot maken. Je tolereert dingen die je niet mag, maar niet gaat vervolgen. Als je tolereert in het kader van burgerschap wordt tolerantie abject, dan is het gevolg van tolerantie apartheid.”

Een SIRE-spotje voor tolerantie. Ironisch genoeg laat het perfect zien wat er mis is met tolerantie. Het reduceert 'de ander' tot mensen waar je eens in de zoveel tijd leuke dingen mee kunt doen die binnen 'hun cultuur' passen. Bron: www.youtube.com

Is de intentie van het multiculturalisme niet geweest dat mensen hun eigen cultuur of gebruiken kunnen behouden?

“De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen. Zelfs Hendrik Verwoerd (Zuid-Afrikaanse politicus die gezien wordt als belangrijkste grondlegger van de apartheid, red.) had met het instellen van de apartheid in Zuid-Afrika goede bedoelingen. Zijn idee was dat je mensen niet moet dwingen om met elkaar te mengen als ze dat niet willen, dat het gaat om goed nabuurschap. Vergelijkbare idealen als het multiculturalisme.”

Hoe zou een ruimer, inclusiever burgerschap eruit zien?

“Formeel zijn wij allebei Nederlander. Maar in de culturele dimensie van burgerschap ben jij een Nederlander en ik niet. Ik stel voor om de sociaal-culturele dimensie te verruimen, zodat ook ik op straat, in de maatschappij en in de media word gezien als Nederlander. En niet als ‘de ander’ die je het land uit kunt kicken als je het niet eens bent met z’n argumenten.”

Heb je voor een gedeelde identiteit niet ook gedeelde symbolen of gebruiken nodig?

“Rechts Nederland heeft een koddig beeld van de Nederlandse identiteit: Ik Hou van Holland, molens, dat soort dingen. Eén grote monocultuur van Sittard tot aan Staphorst tot aan Wassenaar. Allochtonen of vluchtelingen horen daar niet bij. Dat is pertinent onjuist. In dat opzicht sta ik 100 procent achter de opmerking van Koningin Máxima, dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Juist verschil en vermenging maken ons sterk.”

Kun je identiteit wel definiëren zonder uit te sluiten?

“Nee, natuurlijk niet. Identiteit sluit per definitie uit. Maar de vraag is waar we beginnen met uitsluiten. Hetzelfde gold ooit voor democratie, dat was vroeger een hobby van rijke mannen op de Acropolis. Vrouwen, armen en zwarte mensen mochten eeuwenlang niet stemmen. Hoe is het inclusiever geworden? Doordat groepen mensen hun rechten opeisten. We hebben de democratie niet ontmanteld, maar verruimd. Dat kan ook met burgerschap. Laten we accepteren dat hoofddoekjes ook bij Nederland horen, of dat de Nederlandse vlag ook staat voor de baklava van je Turks-Nederlandse buurman. We kunnen het oneens zijn met elkaar over al die verschillen, graag zelfs, maar niet meer in de context van zogenaamde ‘echte Nederlanders’ versus ‘allochtonen’.”

zihni-052
Beeld door: Ronald van den Heerik

Je boek staat niet alleen bol van historische en maatschappelijke voorbeelden, maar ook van persoonlijke ervaringen met racisme. Waarom maak je het ook een persoonlijke zoektocht?

“Vooral op aanraden van mijn redacteur bij De Bezige Bij. Tijdens onze gesprekken vertelde ik erover, en hij wilde dat ik het in mijn boek verwerkte. Ik weigerde eerst, omdat ik altijd dacht dat droge feiten genoeg zijn voor lezers. Maar mijn redacteur zei terecht: de lezer zich kan beter identificeren met je feiten als je je eigen ervaringen ook deelt. Zo werd ik als 11-jarige met mijn broer bij een open dag de Kuip uitgejaagd door andere Feyenoordfans, omdat we ‘kankerturken’ waren. Vergis je niet, bijna iedere zogenaamde ‘allochtoon’ maakt dat soort dingen mee.”

Zijn dat soort ervaringen aanleiding geweest om dit boek te schrijven?

“Misschien uiteindelijk wel. Ik denk dat ik me er daarom nog steeds zo druk over maak. Het is echt fucked-up hoe je je voelt als je niet welkom bent vanwege je zogenaamde afkomst. Maar op je elfde begrijp je nog niet wat institutioneel racisme is.”

Is het minder erg nu je de analytische handvatten hebt om het te verklaren?

“Ik vind het niet minder storend, maar zie het steeds vaker als een soort Koefnoen-parodie. Laatst was ik met de VARA op pad voor het eenmalige programma Zwartepieten!, waarbij we met drie voor- en tegenstanders in het land gingen luisteren naar meningen over Piet. ‘s Avonds komen we aan in een tattooshop in Haarlem, waar een volwassen man zit met een zwartepiettattoo op zijn bovenarm. Ik vroeg hem waarom hij die heeft en hij reageert met: ‘Jullie hebben toch ook het Suikerfeest. En dit is mijn traditie!’ Het is voorbij de parodie.”

In je dankwoord schrijf je dat je hebt overwogen te stoppen met het houden van dit soort verhalen. Hoe komt dat?

“Dat was na een ddos-aanval op mijn website. Daardoor was ik vijf jaar werk kwijt, gewoon omdat iemand mijn mening niet waardeert. De shit die je over je heen krijgt, vooral als wetenschapper van kleur, is echt erg hoor. In wat voor land leven we als wetenschappers die iets over racisme zeggen meteen doodsbedreigingen ontvangen? Omgekeerd heb ik het ook gezien: ‘antiracisme-activisten’ die mensen uit de media bedreigen tijdens bijeenkomsten. Wat dat betreft moet heel Nederland nog leren wat een open debat betekent. ”