Zes hogescholen en zes universiteiten mogen in de komende jaren een ‘instellingsaccreditatie’ aanvragen, kondigt minister Bussemaker aan. Ze mogen dan zelf hun opleidingen gaan beoordelen. Het gaat om een experiment.
Ze zijn dan verlost van opleidingskeuringen door buitenstaanders. De hogescholen en universiteiten moeten wel aantonen dat ze zelf de vinger aan de pols van hun onderwijs houden. Ze krijgen dan jarenlang geen keurmeesters meer op bezoek. In 2017 mag de eerste groep (drie universiteiten, drie hogescholen) aan dit experiment beginnen. Een jaar later volgen opnieuw zes instellingen.
Breuk
Bussemaker breekt zo met eerder beleid. Ze wil onderwijsinstellingen meer vertrouwen geven en de cultuur van angst doorbreken. In het huidige systeem worden afzonderlijke opleidingen elke zes jaar onder de loep genomen door externe deskundigen. Alleen goedgekeurde opleidingen mogen bachelor- en masterdiploma’s verstrekken.
De twaalf universiteiten en hogescholen die deze nieuwe instellingsaccreditatie willen verwerven, mogen een aanloop van één jaar nemen: ze hoeven dan geen tijd te besteden aan gewone onderwijskeuringen.
Opgefrist
Ook de gewone accreditatie wordt opgefrist. Bussemaker wil het papierwerk terugdringen en de hoeveelheid informatie halveren die opleidingen moeten aanleveren om het stempel van goedkeuring te verkrijgen. Het moet duidelijker worden welke informatie de beoordelaars wel en niet kunnen ontvangen. Dit moet niet tot een afvinklijstje leiden, maar tot een ‘gedeeld begrip over wat nu eigenlijk beoordeeld wordt en waarom’.
De minister ziet met lede ogen aan dat angstige opleidingen het zekere voor het onzekere nemen en alles vastleggen. Ze noemt een opleiding die zestig ordners voor één accreditatiedossier in de kast heeft staan en een andere opleiding met een onderwijs- en examenreglement (OER) van maar liefst 1.100 pagina’s. Maar het is ook wel begrijpelijk dat opleidingen onzeker zijn: panels van deskundigen vragen soms te veel documenten op als ze het onderwijs beoordelen. HOP