Vierdejaars IBCoM-student Henry Sung (22) werd op zijn zesde door zijn moeder naar pianoles gestuurd. Inmiddels maakt hij alweer zo’n vijf jaar folkpunkmuziek.
Henry Sung kwam in 2005 vanuit Taipeh, de hoofdstad van Taiwan, naar Rotterdam omdat vader Sung er een baan kreeg in de ICT. Hij stamt niet uit een echt muzikale familie, al speelde zijn moeder wel gitaar, vooral Taiwanese folksongs. Henry was amper zes jaar oud toen hij door zij moeder naar pianoles werd gestuurd. Best handig, want er stond toch al een piano in huis. Hij ging er niet echt met tegenzin naartoe, en het daar geleerde kwam hem uitstekend van pas toen hij, eenmaal op de middelbare school, de gitaar ontdekte. Samen met vriendjes speelde hij in een bandje dat rocksongs à la Bob Dylan en The Cranberries ten gehore bracht. Eenmaal in Nederland en wat ouder, koos hij ervoor om zijn muzikale activiteiten in zijn eentje voort te zetten. “Ik hou van schrijven en muziek componeren, en vervolgens de teksten en muziek samen te voegen. Maar wel op mijn eigen manier; met anderen moet je de hele tijd compromissen sluiten en kan je net niet je eigen gang gaan. Het probleem met een band is dat de anderen altijd wat anders willen dan jij.”
Dus heeft hij sinds een jaar of vijf zijn eenmansband, al spreekt hij liever van project. Dat project heeft hij de curieuze naam ‘I can’t shit because I am a tree’ meegegeven. Gevraagd naar eventuele diepere bedoelingen van deze magistrale naam, klinkt slechts een schuchter lachje. “Ik wilde gewoon wat doen met de woorden tree en shit, vandaar.” De muziek die hij nu maakt, kan nog het best omschreven worden als folkpunk, gemaakt vanuit de bij punkers hoog in het vaandel staande DIY-filosofie (Do it yourself) – Henry mag graag af en toe met enige stemverheffing in de microfoon zingen dan wel schreeuwen – met teksten die Engelstalig zijn. Alleen als hij opnames maakt – hoofdzakelijk voor YouTube – vraagt hij soms iemand erbij om een tamboerijn vast te houden of als backing vocal. dienst te doen. Clipjes maakt hij ook weleens, de meest recente is overigens een tamelijk obscure, waarbij de in het dagelijks leven goedlachse Sung met een stanleymes loopt te zwaaien en iemand in zijn buik steekt. Maar bang voor Bowling for Columbine-achtige situaties hoeven wij op de Woudesteincampus niet te zijn, bezweert hij. “Ik maak meestal persoonlijke verhaaltjes van mijn liedjes, vaak zelfs romantisch, maar altijd met een twist. Ze gaan over mijn leven nu, over mensen die ik ken, meestal zijn de teksten wat verdrietig. Sowieso maak ik altijd een parodie van mezelf in de teksten; de meesten vinden ze vooral grappig.”
In 2013 gaf Sung zichzelf en een maat op voor de X-factor, hij schopte het niet verder dan de eerste televisieronde. “Ze gooiden me er daarna meteen uit; waarschijnlijk kon Gordon mijn soort humor niet zo waarderen, en dat was eerlijk gezegd ook wel een beetje mijn bedoeling”, lacht hij. Hoewel muziek maken erg belangrijk is voor hem, ziet Henry een leven als professioneel muzikant helemaal niet zitten. “Dan moet ik er veel te veel andere dingen bij doen die niets met muziek te maken hebben, terwijl ik gewoon lol wil maken.”
