Geneeskundestudent Helena Neven (23) speelt sinds haar achtste viool. Ze is concertmeester bij het Rotterdams Studenten Orkest.
tekst Gert van der Ende fotografie Michel de Groot
Het viel haar niet helemaal mee om de viool weer ter hand te nemen, zo aan het begin van het nieuwe studiejaar. Het was dan ook een tijdje geleden dat Helena Neven dagelijks had geoefend. Eerst was ze een half jaar in Zweden voor een masteronderzoek, daarna volgde een vakantie in Amerika. Maar nu, met twee repetities met het Rotterdams Studenten Orkest achter de rug, begint het gevoel al weer aardig terug te komen. Dat heeft voor een groot deel te maken met wat in klassieke kringen ‘spiergeheugen’ wordt genoemd. “Dat betekent dat je automatisch weet hoe van het ene punt op de viool naar het andere te komen”, legt ze uit. “Door veel te oefenen kun je op een gegeven moment elke plek op de viool vinden zonder dat je erbij na hoeft te denken.”
Neven speelt al viool vanaf haar achtste. “Of ik talent had weet ik niet, de viool lag me gewoon wel. Ik denk ook wel dat ik er feeling voor heb, maar als je op je 23ste nog in het amateurwereldje bezig bent, dan zegt dat wel genoeg.” De voorliefde voor klassieke muziek zat er redelijk vroeg in, mede dankzij het feit dat Classic FM meestal op stond thuis. Ook ging ze al op jeugdige leeftijd regelmatig naar concerten in De Doelen. “Imponerend vond ik dat, vooral het moment voordat het begint, wanneer het orkest bezig is te stemmen. Dan voelde ik gewoon de spanning van wat er gaat komen.”
Sindsdien heeft ze tot ver in haar studententijd eigenlijk bijna onafgebroken les gehad, en het instrument bespeeld. Ze bekent dat ze af en toe wel een soort haat-liefdeverhouding had met de viool. “Als het dan weer eens niet lukte, had ik er soms helemaal geen zin meer in. Dan moest ik wel weer gemotiveerd worden, sloop de onzekerheid erin. Kijk, in het begin is het vooral alleen maar heel erg leuk, daarna wordt het soms doorbijten. Dan had ik zoiets van: hé, hoe kan ik nou beter worden?” Inmiddels is ze naar eigen zeggen op het niveau dat ze alles wel zo’n beetje onder de knie heeft. “Al kost het een me wat meer moeite dan het ander.”
Maar hoe leuk ze viool spelen ook vond, ze wist vooral dat ze arts wilde worden, liefst gynaecoloog. Dus ging het na de middelbare school richting Erasmus MC in plaats van naar het conservatorium. “Je moet nu eenmaal keuzes maken: viool spelen kun je doen naast arts zijn, maar andersom niet. Bovendien vond ik de vier uur per dag oefenen wat je dan moet doen te veel. Dan kun je daarnaast niet tennissen, turnen, paardrijden en je vrienden regelmatig zien, dingen die ik ook graag deed.”
In oktober begint ze met haar coschappen, waarvoor ze onder meer in ziekenhuizen in Goes en Dordrecht komt te werken. Desalniettemin verwacht ze gewoon wekelijkse repetities op maandagvond te kunnen blijven doen. Dat wordt ook wel van je verwacht als je concertmeester bent van het studentenorkest. Behalve in het orkest, speelt ze af en toe – meestal met pianobegeleiding – op bruiloften en partijen, soms klassiek, soms door haarzelf gearrangeerde populaire nummers. En ook al is ze straks arts, één ding weet ze zeker: “De viool zal altijd een deel van mijn leven blijven.”