Een gen dat bepaalt of iemand naar de universiteit kan of geschikt is voor een bepaalde functie op hoog niveau? Zo’n vaart zal het niet lopen, denken epidemioloog Albert Hofman (Erasmus MC) en econoom Roy Thurik (ESE), die het internationale onderzoek hebben geleid. Maar het is wel een revolutionaire ontdekking, die zelfs Science haalde.
Wat ontdekten jullie exact?
Hofman: “Wij doen al 25 jaar een groot onderzoek in Ommoord, onder 15.000 mensen. We verzamelden bloed en maakten daar een genetische typering van. Zo kunnen we een heleboel verschillen in kaart brengen. Onder andere in de cognitieve functie van mensen. We deelden ze op in drie opleidingsniveaus: academisch en hbo, datzelfde niveau maar dan niet afgemaakt en de groep er net onder, en als laatste groep mensen met lagere school en een paar jaar scholing. Daarna hebben we alle genetische varianten bekeken. En daar blijken dus onderlinge verschillen in te zijn. Dat hebben we verbonden aan een heleboel andere internationale cohorten met allemaal andere gegevens. Zo konden we wereldwijd honderdduizend mensen genetisch typeren. Daaruit hebben we drie genen gevonden die samenhangen met behaald opleidingsniveau. We konden statistisch bewijzen dat deze drie genen ook echt heel verschillend zijn.”
Wat is er zo speciaal aan die vondst?
Thurik: “Dat wat al was gelukt voor ziektes – namelijk het verband tussen genen en bepaalde aandoeningen – hebben we nu ook ontdekt voor menselijk gedag, in dit geval behaald opleidingsniveau. Die link tussen gedrag – de social sciences – en genen is revolutionair. We weten op dit moment nog niet welke effecten die genen precies hebben en wat ze doen in de hersenen. We kunnen er nog niks mee bewijzen. Behalve laten zien dat het in theorie mogelijk is om te verklaren dat mensen die in het leven een bepaald besluit nemen of een bepaalde kant opgaan, er van binnen anders uitzien dan anderen.”
Wat is de link naar economie?
Thurik: “Als econoom bestudeer ik ondernemerschap. Hoe kun je verklaren dat de een wel ondernemer wordt en de ander niet? Dat interesseert mij enorm. Zou dat misschien een genetische basis hebben? Zou er iets als een ondernemersgen bestaan? Die vraag stelde ik aan Albert Hofman en zo zijn we ons onderzoek begonnen. Het intelligentie-gen dat we ontdekten is daar een soort zijtak van. Een unieke interfacultaire samenwerking dus. En het artikel in Science is zo’n beetje het hoogste wat je als wetenschapper kunt bereiken. Bij Geneeskunde komt dat op zich wel vaker voor maar voor Economie is dat heel bijzonder.’
Wat kunnen we er in de praktijk mee?
Hofman: “Wat die genen precies doen, is nog niet zo duidelijk. Ze komen wel allemaal tot expressie in de hersenen. Het is dus aannemelijk dat ze met opleidingsniveau te maken hebben. Maar hoe precies, daar kunnen wij nog niks over zeggen. Dat is de volgende stap. Maar het toont wel nu al aan dat het in de toekomst mogelijk is om zelfs bij complexe gedragskenmerken meer inzichten te krijgen in biologische en genetische invloeden. Dat ontleen ik aan het feit dat we het bij ziekten ook zo kunnen doen. Op de langere termijn hopen we dan medicamenten te kunnen ontwikkelen die op een heel specifieke plek iets kunnen veranderen, zodat de ziekte wordt gestopt. Voor het eerst kunnen we nu dus de biologie betrekken bij sociaal gedrag. Doe jij dingen omdat je die in je omgeving ziet? Of omdat ze in jouw biologie zitten? Dat is interessant. Wie weet kunnen we in de toekomst iets zeggen over verschijnselen als narcisme of ADHD.”
Moeten we ons geen zorgen maken dat deze informatie verkeerd wordt gebruikt?
Hofman: “Ik denk dat er absoluut geen reden is om je daar zorgen over te maken. Er is namelijk niet zoiets als één gen voor intelligentie. Het zijn er ontelbaar veel samen, die het vrijwel onmogelijk maken om een zinnige voorspelling te doen. Natuurlijk zal het helpen om paden te vinden waarin biologische factoren invloed hebben op bepaalde kenmerken. Maar om daar in beleid iets mee te doen is uitgesloten. Die angst is ongegrond. Genetisch determinisme is uitgesloten.”
Thurik: “En stel dat je toch die angst zou hebben, waarom zou je dan bang zijn voor dit onderzoek? Het is toch altijd nog beter dat bonafide onderzoeksgroepen als de onze daar kennis van verwerven dan eventueel malafide groepen in de samenleving. En ook met de juiste methodes. Dat is alleen maar goed.” SvdM