Lijfeigenen
Koos Moerenhout is een held. Nuchter tot op het bot. Bescheiden als geen ander. En bovenal: een hardwerkende wielrenner. Zonder morren heeft deze man jarenlang diverse kopmannen gediend. Waterdragen? Geen probleem. Gaatje dichtrijden door in de volle wind vijftien kilometer aan kop van het peloton te sleuren? Daar lachte Koos om! Vond-ie zelfs lekker. Overwinningskansen opofferen voor een of andere duurbetaalde kopman die nooit wint? Koos deed het allemaal, want Koos was een superknecht. Het team functioneerde niet zonder hem. Iedereen wist dat, en iedereen waardeerde Koos daarvoor. Groot was dan ook de vreugde toen Koos in 2009 voor de tweede maal Nederlands Kampioen op de weg werd. The Gasoline Brothers schreven er trouwens nog een fijn liedje over: ‘There it goes (for Koos)’. Tophit. Een waterdrager die eindelijk oogst! Kan het mooier? Ik geloof van niet.
Hoe anders gaat het soms op de universiteit. Ik loop hier nu al een tijdje rond en verbaas me steeds over het taalgebruik van sommige collega’s. Zo hoor ik hen regelmatig praten over ‘waterdragers’ of ‘onderknuppels’ die het vuile werk wel even zouden kunnen opknappen. Onbegrijpelijk vind ik dat. Vooral omdat die ‘onderknuppels’ later ook wel weer een keertje ‘bovenknuppels’ worden en dan zelf weer nieuwe onderknuppels beginnen te koeioneren. Een paar jaar geleden zat ik naast een jonge collega van het Erasmus MC die net een fijne onderzoeksbeurs binnen had gehaald. Op mijn vraag wat hij met zijn geld wilde doen, sprak hij slechts één woord: ‘Lijfeigene’. Arme lijfeigene. Het moet geen pretje zijn als je nietsvermoedend solliciteert op een of andere positie waarvan dan later blijkt dat je alleen maar werkt ter meerdere eer en glorie van jouw lamzakkerige landheer. Veel waardering zal zo’n figuur vermoedelijk ook niet krijgen. The Gasoline Brothers zullen geen liedje voor hem over hebben.
Feodale praktijken als deze hebben niets te maken met wetenschap. In de wetenschap zijn geen waterdragers nodig. Stoere wetenschappers zijn allemaal op weg om eigen onderzoekslijnen te ontwikkelen. Sleuren zichzelf op gang – en hoeven zich niet op te offeren voor een andere wetenschapper. Wetenschappelijk gezien zijn we allemaal gelijk – van student tot promovendus tot rector. Dat komt door de aard van wetenschap. Wetenschap is ideeënstrijd. Argumenten zijn wapens in die strijd en hiërarchische verhoudingen horen daar niet bij: als iemand gelijk heeft, dan hoort-ie dat te krijgen ook! Ongeacht zijn of haar positie. Iedereen kan dus oogsten in de wetenschap. Mooi hè?
Andre Geim, Russisch-Nederlands Nobelprijswinnaar, werkt liever in Engeland, omdat het ‘het Nederlandse academische systeem hem een beetje te hiërarchisch is’. Dat verbaast Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, helemaal niets.