Via U, Voorzitter
Oom Koen, pastoor van de Rabotwijk, de armste stadswijk van Vlaanderen, houdt niet van versteende clichés. En dus, als wij elkaar treffen, heeft hij het nooit over Nederlanders die, klassiek gesproken, gierig en luidruchtig zouden zijn, noch, in moderne varianten, over Nederlanders die naar binnen kijken door grote ramen zonder gordijnen en één koekje bij de koffie nuttigen (ja ‘nuttigen’, want om te ‘genieten’ zijn we niet op aarde). Lange tenen hebben ze blijkbaar wel, die Nederlanders, getuige daarvan de heisa rond Máxima’s grapje.
Nee, telkens als hij mij ziet, associeert oom Koen mij met Nederland en Nederland vervolgens met de parlementaire mores die hij van op televisie kent. En dus begroet hij mij met ‘welkom voorzitter’. Als hij even verderop in het gesprek, een plaagstootje wil geven, gaat dat ‘via u, voorzitter’. En als ons filosofisch onderhoud, na het genieten van enkele drankjes, afgelopen is, zwaait hij me uit: ‘dank voorzitter, dank voor de vragen’.
Het spreken via de voorzitter, heeft misschien iets potsierlijks, maar functioneel is het wel, zeker als het met inzicht en beleid geïmplementeerd wordt. Vorige maand bereikte ons echter het bericht dat net dát in Den Haag op de helling staat. Na een ongeziene thriller, de val van het kabinet en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen, dacht Nederland even op politieke adem te kunnen komen. Maar nee, het ergste moest nog komen: de onvolprezen voorzitter van de Tweede Kamer, mevrouw Gerdi Verbeet, hangt haar voorzittershamer aan de wilgen. Zou de Maya-kalender daarom 2012 geprikt hebben als het jaar waarin alles zou veranderen en de aarde in een andere fase zou gaan?
Okay, perfectie bestaat niet, maar aan mevrouw Verbeet kunnen nogal wat voorzitters, ook bij ons op de campus, een voorbeeld nemen: slechts één pet op, geen verborgen agenda, oplopende spanningen ontzenuwen, het filibusteren doorprikken zonder de mond te snoeren, nooit persoonlijk worden, nooit opvattingen ventileren, liefst zelfs geen opvattingen hebben om monomaan het proces en de procedures te bewaken.
Misschien moeten we in de medezeggenschap op de verschillende niveau’s en in de diverse organen, studenten maar eens meer de functie van voorzitter laten vervullen. Meningen hebben is geen kunst, ze uiten nauwelijks, maar de vaardigheden ontwikkelen om alle meningen tot hun recht te laten komen en samen tot een welafgewogen, inzichtelijk en doordacht besluit te komen … Had ik een hoed op, ik nam hem voor u af, meneer of mevrouw de student-voorzitter.
Tim de Mey is docent Theoretische filosofie en zit namens de Faculteit Wijsbegeerte in de Universiteitsraad