Er kan flink bezuinigd worden op de universitair medische centra, stellen ambtenaren. Onzin, zegt de Groningse collegevoorzitter Sibrand Poppema. “Hun conclusie lijkt: het gaat zo goed bij de umc’s, laten we eens kijken hoe lang het goed gaat met minder.”

Als umc’s transparanter en efficiënter te werk gaan, kunnen honderden miljoen per jaar bespaard worden, schrijven de ambtenaren in een gisteren verschenen rapport. Ze adviseren onder meer om artsen een deel van hun opleidingskosten zelf te laten betalen en om de opleidingen tot medisch specialist in te korten.

Zijn de uitgaven van umc’s werkelijk zo ondoorzichtig en onnavolgbaar als de ambtenaren beweren?

“Wij doen elk jaar verslag van onze uitgaven aan het ministerie van OCW. Het klopt inderdaad dat wij niet precies kunnen aanwijzen welk potje waarheen is gegaan. Maar het is juist handig om budgetten bij elkaar te voegen. De umc’s zijn ontstaan om geld zo optimaal mogelijk in te kunnen zetten. Dat wij nu het verwijt krijgen dat we niet transparant zijn is verdrietig en een straf voor onze efficiency.

Waar het uiteindelijk om gaat zijn de prestaties. Daar zou men naar moeten kijken. Internationaal gezien doen we het hier in Nederland erg goed. Nergens worden met een vergelijkbaar budget zulke grote prestaties neergezet als in onze academische ziekenhuizen.

De basis van dit rapport is een zoektocht naar bezuinigingen geweest. De opstellers zochten simpelweg een stok om mee te slaan. En die stok heet hier ‘transparantie’.”

Volgens het rapport zijn kleinere ziekenhuizen soms efficiënter en goedkoper dan de umc’s.

“Hier is sprake van een verschrikkelijke simplificatie. De opstellers willen kennelijk niet begrijpen dat het aanbod van patiënten bij ons heel anders is dan bij gewone ziekenhuizen. Een heupoperatie bij de ene patiënt is de andere niet. Wij krijgen de moeilijke patiënten, die bijvoorbeeld ook nog hartproblemen hebben, of suikerziekte. Natuurlijk zijn onze kosten dan hoger.”

In het rapport wordt voorgesteld om alle ziekenhuizen evenveel geld te geven voor het opleiden van medisch specialisten. Is dat een beter idee?

“Ja. Nu krijgt een klein ziekenhuis meer geld per arts in opleiding dan een groot ziekenhuis, en die krijgen weer meer dan de umc’s. Waarom is volstrekt onhelder. Het lijkt me een goed idee om dat gelijk te trekken.”

De ambtenaren stellen dat artsen in opleiding zelf een grotere bijdrage kunnen betalen: zo’n dertienduizend euro per jaar. Is dat terecht?

“Ook deze aanbeveling hoort thuis onder het kopje ‘dwaze maatregelen’. Ik zie het echt niet gebeuren dat medisch specialisten een lening gaan afsluiten voor hun opleiding. Het zal erop neerkomen dat de ziekenhuizen voor die kosten opdraaien: die zullen bij het salaris op moeten. In dat geval kunnen ze net zo goed de rijksbijdrage per arts in opleiding verminderen.

Medisch specialisten zouden ook te hoog worden opgeleid. Kunnen die opleidingen met één of twee jaar worden ingekort?

“Ja, dat zou wel logisch zijn. In Nederland duren die bijna allemaal een jaar langer dan in het buitenland. De opleidingen zijn steeds wat langer geworden, om meer aandacht te kunnen besteden aan wetenschappelijk onderzoek of om nog specialistischer op te leiden. Maar artsen blijven zich ook na hun opleiding verder ontwikkelen. Toch zal het niet eenvoudig zijn om die trajecten in te korten. De verenigingen van medisch specialisten gaan daar over en die zullen niet staan te springen, vermoed ik.”

Er kan ook nog dertig miljoen euro per jaar bespaard worden als universiteitsbestuurders met de umc’s gaan onderhandelen over de opleidingskosten. Acht u dat een zinvolle route?

“Natuurlijk niet. Het is onzin om te denken dat dat geld oplevert. Het zou simpelweg ten koste gaan van de kwaliteit van de opleidingen. Wij gaan dat onderwijs echt niet bij een ander ziekenhuis uitbesteden, wij hebben immers geïnvesteerd in de huidige infrastructuur.

Kijk, alles kan uiteindelijk goedkoper, want alles kan ook slechter. De conclusie van de ambtenaren lijkt: het gaat zo goed bij de umc’s, laten we eens kijken hoe lang het goed gaat met minder.”

HOP, Marijke de Vries