Van de basisbeurs een lening maken, een soberder OV-jaarkaart, verhoging van het collegegeld en efficiënter werkende opleidingen. Dat zijn de belangrijkste voorstellen om te bezuinigen op het hoger onderwijs.

Om het huishoudboekje van de overheid na de crisis weer op orde te krijgen, hebben twintig werkgroepen van ambtenaren en wetenschappers gezocht naar mogelijke besparingen. Vanmiddag presenteerden zij hun bevindingen. Bezuinigingen op het hoger onderwijs kunnen de overheid jaarlijks een miljard euro opleveren.

Afschaffen basisbeurs

Door de basisbeurs af te schaffen krijgen studenten meer eigen verantwoordelijkheid voor hun uitgaven. Ze kunnen ervoor kiezen meer te werken, meer op hun ouders terug te vallen of te lenen bij de overheid. Die lening zou in maximaal 25 jaar tijd terugbetaald moeten worden, afhankelijk van het inkomen. Het fraudegevoelige onderscheid tussen uitwonende en thuiswonende studenten kan dan verdwijnen. Daarmee wordt ook de uitvoering van de studiefinanciering minder ingewikkeld.

Ervaringen in het buitenland laten volgens de commissie zien dat afschaffen van de basisbeurs er niet toe leidt dat jongeren afzien van een studie. De maatregel levert de schatkist een besparing van 350 miljoen euro per jaar op in 2015. In 2020, als meer studenten hun hogere studieschuld aan de staat aflossen, moet dat 800 miljoen euro zijn.

Soberder OV-jaarkaart

Studenten maken nu te veel gebruik van het OV-jaarkaart voor reizen die niets met hun studie te maken hebben, concludeert de werkgroep. Daarom kan het reisrecht best wat versoberd worden. Bijvoorbeeld door het gratis reizen te vervangen door een kortingskaart. Dat scheelt de overheid 65 miljoen euro in de uitgaven over vijf jaar en 200 miljoen in 2020.

Verhoging collegegeld

Een andere optie is het verhogen van het collegegeld met vijftig procent, van 1620 naar 2430 euro. Voor de overheid is dat een jaarlijkse besparing van 450 miljoen euro. Universiteiten kunnen voor masters zelf het collegegeld vaststellen, tot een maximum van vijf maal het wettelijk collegegeld. Daarmee kan 200 miljoen worden bezuinigd. De werkgroep stelt wel dat het collegegeld niet te veel moet worden verhoogd, omdat Nederland zich dan uit de markt prijst en studenten er mogelijk voor kiezen in het buitenland te studeren, waar ze goedkoper uit zijn.

Bezuinigen op bureaucratie

Voorts oppert de werkgroep dat jaarlijks 195 miljoen euro bespaard kan worden als hogescholen en universiteiten efficënter gaan werken. Nu zou het personeel nog te veel tijd kwijt zijn aan taken die niet direct met onderwijs en onderzoek te maken hebben. Ook zou kritisch gekeken kunnen worden naar een aantal kleine opleidingen.

Investeren

In een van de drie varianten die de werkgroep heeft onderzocht is ruimte om een deel van de besparingen te herinvesteren in het onderwijs. De werkgroep denkt aan meer studiebegeleiding in de bachelorfase, extra investeringen in de kwaliteit van masterstudies en een betere matching tussen student en opleiding door studiekeuzegesprekken te voeren. HOP