Wat vervangt de basisbeurs?

Het huidige basisbeursstelsel gaat op de schop. Twee varianten circuleren om de basisbeurs te vervangen: sociaal leenstelsel: waarbij studenten het bedrag dat hun studie en hun levensonderhoud kost, moeten lenen en later terugbetalen. Of de studietaks: de student betaalt een inkomensafhankelijke belasting voor de door hem genoten opleiding. Rijke hoger opgeleiden betalen meer, dan minder verdienende hoger opgeleiden. Aan het panel de keus:

Sociaal leenstelsel óf studietaks moet basisbeurs vervangen

Elaine Mak, universitair hoofddocent Erasmus School of Law

“Op zich jammer als de basisbeurs verdwijnt. De gedachte achter de studiefinanciering is immers om gelijke toegang tot het hoger onderwijs te bieden. Met een leenstelsel of belastingconstructie ontstaat het risico dat studeren voor sommigen onaantrekkelijker of onmogelijk wordt. De subsidiëring van studenten door de overheid is bovendien ook uit een breder maatschappelijk oogpunt te rechtvaardigen. Immers, de ‘opbrengst’ van de studie is niet alleen van belang voor de hoger opgeleide maar voor de hele samenleving. Afgestudeerde juristen gaan bijvoorbeeld aan de slag als advocaat, rechter of bedrijfsjurist.

Als er dan een keuze moet worden gemaakt, lijkt het leenstelsel mij een redelijker keuze dan de studietaks. In het laatste geval worden de totale kosten voor ‘studerend Nederland’ voor een heel groot deel betaald door de hoger opgeleiden met het hoogste inkomen. Als we er even van uitgaan dat goed presteren in de studie meer kansen biedt op een hoog inkomen daarna, dan leidt deze constructie tot een bestraffing van diegenen die uitblinken in wat zij doen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Dan liever alle studerenden een gelijk uitgangspunt geven: lenen en terugbetalen, eventueel op de relatief gunstige voorwaarden zoals die nu bij de IBG gelden.”

Kirsten Rohde, universitair docent Erasmus School of Economics

“Ik ben er voor om studenten na hun studie een ontvangen beurs te laten terugbetalen. Ook vind ik dat die terugbetaling inkomensafhankelijk moet zijn. Iemand die na zijn studie geen werk kan vinden of arbeidsongeschikt wordt, hoeft de overheid niks terug te betalen na zijn studie. Ook lijkt het me heel redelijk dat studenten van bijvoorbeeld geneeskunde en tandheelkunde na hun studie meer terugbetalen dan studenten psychologie. Geneeskunde en tandheelkunde zijn dure studies voor de overheid en studenten die daarin afgestudeerd zijn gaan vaak erg veel verdienen.

Het beste lijkt mij de studietaks waarbij de latere terugbetaling van de lening in de vorm van belasting niet afhankelijk moet zijn van het jaarinkomen, maar van het inkomen per uur. Stel student A en student B hebben beide geneeskunde gestudeerd en kunnen hetzelfde verdienen. Student A werkt fulltime en student B besluit vrijwillig om parttime te werken. Dan vind ik dat student B toch hetzelfde bedrag moet terugbetalen aan de overheid als student A. Belangrijk is hier dat student B niet fulltime wíl werken. De zaak verandert als student B niet fulltime kán werken. In dat geval zou student B minder hoeven terug te betalen aan de overheid dan student A.”