Lennart Pieters, derdejaars Algemene Cultuurwetenschappen, is de nieuwe campusdichter van de Erasmus Universiteit. Hij maakte zijn debuut tijdens het Dichterscafé op 28 januari in Maria’s Cantina.
Onder het genot van een biertje genoten studenten en enkele medewerkers van de voordrachten van de studentendichters. De één dichtte in het Engels, de ander deed het in rapvorm. De toeschouwers waren voornamelijk mannen, waaronder veel vrienden van de – eveneens mannelijke – dichters. Pieters was de hekkensluiter bij het Dichterscafé.
De nieuwe campusdichter, hoe voelt dat?
“Tof. Het is een bevestiging dat ik de juiste kant op ga. Door deze nieuwe titel kan ik meer van mezelf laten zien. Het is de bedoeling dat ik bij officiële gelegenheden zal optreden. Ook kan ik andere evenementen, zoals de Eurekaweek, mooi samenvatten in dichtvorm.”
Wat betekent dichten voor je?
(lachend) “Dat ben ik nog aan het uitvinden. Toen ik op mijn veertiende begon met dichten was het vooral expressie. Nu ik sinds vier jaar ook optreed, zie ik het meer als een vorm van vermaak. Ik stel me in dienst van het publiek, en in mijn achterhoofd houd ik daar rekening mee bij het schrijven. Ik organiseer zelf ook avonden waar talentvolle dichters, singer-songwriters en bandjes optreden.”
Hoe omschrijf je je stijl?
“Mijn werk is redelijk toegankelijk, ritmisch en beeldend. Mensen zeggen wel eens tegen me dat ze mijn gedichten als een filmpje voorbij zien rollen. Het schrijven gaat in golven. Soms ga ik er voor zitten, maar krijg ik niets op papier. Een andere keer zit ik op de fiets en komt er spontaan een woordenstroom in me op door het ruiken van een geur. Voor een dichter is het belangrijk om zoveel mogelijk dingen te ondernemen. Hoe meer verschillende indrukken, hoe makkelijker alles gaat ‘flowen’. In de zomer ben ik bijvoorbeeld expressiever, omdat ik dan meer meemaak.”
Lees gedichten van Lennart op zijn hyves-pagina
Belofte aan een stadDe ochtend kruipt van de dakrand naar het beslagen raam. Lichtstralen spelen schaak op de keukenvloer. Met een hoge noot fluit mijn ketel mij uit het bed waarin ik terug ben gekropen. Ogen open. Rotterdam draait zich nog een keer om en laat zich krabben door een kraan. Ik fluister: Luister… wij tweeën hebben nog zat in de steigers staan. Dus ik kies mijn juiste been en ik recht mijn rug. Ik buig voor de dag en de dag buigt terug. Ik gooi mijn tofste shirt over de rand van het bad, onder mijn blote voeten ontwaakt de stad. Rivieren van tegels voeren mij Langs campus en kantoor. Overal worden lijnen, bochten, lucht, beton en glas vervlochten Tot dat wat Rotterdam is. Dit hart klopt niet, maar dreunt. Heipalen worden als naalden in bouwplaatsen geslagen. Haar aderen zwellen aan. Ze zijn gevuld met lichaampjes en voeden elk orgaan. Belofte aan een stad: Ik weet, je groeit voor twee. Als jij wilt veranderen dan doe ik met je mee. |