De EU-landen hebben de afgelopen jaren onvoldoende geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling (O&O). De Lissabon-doelstelling om tegen 2010 drie procent van het bruto binnenlands product aan O&O te besteden, komt niet dichterbij.
Dat blijkt uit een voortgangsrapport van de Europese Commissie over het tijdvak 2000-2006. Zeventien van de 27 lidstaten stelden in die periode steeds meer geld beschikbaar voor O&O. In de overige tien landen, goed voor bijna de helft van het gezamenlijke Europese bruto binnenlands product (bbp), werd juist steeds minder geld aan onderzoek en ontwikkeling gespendeerd. Ook Nederland hoort daarbij: het aandeel bbp bestemd voor onderzoek, daalde jaarlijks met 1,5 procent naar 1,67 procent in 2006.
Slechte score
Al met al ging in 2006 een kleiner percentage (1,84 procent) van het gezamenlijke Europese bbp naar onderzoek en ontwikkeling dan zes jaar eerder (1,86 procent). Ter vergelijking: de Verenigde Staten besteedden in 2006 2,61 procent van het bbp aan O&O, Japan zelfs 3,39 procent. De slechte score van de EU is volgens het rapport vooral te wijten aan een relatieve daling in de particuliere investeringen. In de VS en Japan steekt het bedrijfsleven juist steeds meer geld in O&O.
Er is ook goed nieuws voor de EU. Het aantal onderzoekers groeide in Europa tussen 2000 en 2006 twee keer zo snel als in de VS en Japan. Ook weten EU-landen steeds meer particuliere investeringen uit de VS aan te trekken. HOP/MM