Ruim honderd jaar aan almanakken, dassen, zilveren schalen, flessen lustrumwijn en ledenlijsten. Maar ook relikwieën uit de Tweede Wereldoorlog, een opgezette pauw en zo’n tweehonderdduizend fotonegatieven. De collectie van het RSC/RVSV Museum is zo divers, veelomvattend en soms ook bizar dat zelfs de voorzitter en de conservator van het museum niet precies weten wat er allemaal bewaard is gebleven sinds 1913, het jaar dat de oudste vereniging van Rotterdam is opgericht. “Wij zijn de vereniging die het verst is met het opbouwen van een archief”, zegt Daniël Sikkens (64), voorzitter van het museumbestuur. “En wij hebben de meeste ‘zooi’ verzameld”, vult conservator Mark Hugen (61) lachend aan.
Museum zoekt museum
In 2014 wordt de stichting RSC Museum opgericht (na de fusie met de RVSV in 2017 omgedoopt tot het RSC/RVSV Museum), die zich ontfermt over het erfgoed van het corps. Er is op dat moment al een enorme verzameling aan materiaal, maar de spullen liggen overal en nergens opgeslagen. Het bestuur van de stichting besluit alles te verzamelen en de collectie op één plek samen te brengen.
Die plek verandert alleen nog weleens. Zo bevond de collectie zich tijdelijk bij een oud-lid in België, in een Rotterdams bedrijfspand en tenslotte op een etage in de voormalige filosofiefaculteit in de buurt van de campus. “Het museum heet het RSC/RVSV Museum, maar het is nooit een echt museum geweest”, legt Hugen uit. “Het is een collectie die een tijd lang te bekijken was voor (oud-)leden, maar meer ook niet. Het bestuur wilde graag dat de collectie breder beschikbaar zou zijn op een vaste plek.”
Eretaak
Wanneer Sikkens en Hugen begin vorig jaar benoemd worden tot bestuursleden van het museum, krijgen zij al snel door wat voor een monsterklus er ligt te wachten. Sikkens: “Ik had zeker niet gedacht dat het vooral een ere-taak zou zijn. Dat is het ook niet, het is ook een klus voor de komende jaren, die onze tijd als bestuurslid ver zal overtreffen. We hebben van onze voorgangers een inventaris met Excel-sheet gekregen met daarop de hele collectie, maar de beschrijvingen waren vaak heel beknopt.”
Gelukkig had het vorige bestuur dit ook al ingezien. De droom van een permanente locatie gecombineerd met een gebrek aan financiële middelen en kennis over het bewaren en behouden van een collectie leiden tot gesprekken met de universiteit. De conclusie is dat de UB de collectie in bruikleen krijgt, inventariseert wat er allemaal is verzameld in de loop der jaren en onderzoekt hoe het verhaal van het corps verteld kan worden.
De collectie bevat genoeg bijzondere objecten om dat verhaal te kunnen vertellen. De opgezette pauw is uiteraard een van de meest opvallende stukken, maar andere objecten zijn weer een grote historische waarde. “De pauw is een trofee van een van de jaarclubs binnen de vereniging, het precieze verhaal weet ik eerlijk gezegd verder ook nog niet”, vertelt Hugen. “Wat ik als historicus heel bijzonder vind, zijn de almanakken en andere documenten uit de oorlogsperiode die bewaard zijn gebleven. Het corps was in die jaren verboden, dus werden alle documenten geanonimiseerd. Maar ze laten heel mooi zien hoe het studentenleven was in oorlogstijd.”
Hapsnap
Het uitzwaaien van de vrachtwagen met daarin de collectie is vorig jaar een van de eerste taken van Sikkens en Hugen als nieuw bestuur. Een paar kilometer verderop wordt de collectie met open armen ontvangen door conservator erfgoed van de UB Roman Koot. “Wij beschouwen de collectie van het museum als een heel belangrijk onderdeel van het studentenleven en als academisch erfgoed. De vereniging bestaat net zo lang als de universiteit. Ik had de collectie al eens gezien en wist hoe rijk die was, dus wij waren zeker geïnteresseerd.”
De collectie van het corps komt ook om nog een andere reden als geroepen. “Drie jaar geleden is het programma Academisch Erfgoed gestart. Wij constateerden als UB dat alles wat te maken heeft met de geschiedenis van de universiteit, het onderwijs en onderzoek nergens goed was belegd. Het was er wel, maar alles was hapsnap. De aandacht voor het erfgoed van de universiteit was weggezakt.”
Aandacht voor geschiedenis
Rondom het eeuwfeest van de universiteit in 2013 ontstond het besef bij het College van Bestuur dat er iets met het verleden van de universiteit moest gebeuren. Maar als de versieringen van het feest in de periode erna langzaam weer verdwijnen, zakt ook de aandacht voor de geschiedenis weer weg. Daarom trekt de directeur van de UB drie jaar geleden aan de bel.
Koot: “Wij als bibliotheek voelden ons verantwoordelijk voor het erfgoed. Zo is het programma Academisch Erfgoed begonnen, met steun van het College van Bestuur. Ik kwam hier toen werken en kreeg de vraag het programma als manager te leiden. In de eerste fase hebben we vooral gekeken wat we zelf aan erfgoed hadden binnen de universiteit, dat wisten we namelijk niet. Voor de collecties van de verenigingen hadden we nog helemaal geen tijd.”
Dozen uitpakken
Maar halverwege het programma dient zich een kans aan die Koot en zijn collega’s niet kunnen laten lopen: het in bruikleen krijgen van de collectie van het corpsmuseum. Door alle coronaperikelen (‘als je thuiswerkt, kan je moeilijk aan de collectie werken’) loopt het proces een jaar vertraging op, maar sinds deze zomer sluit Liza Silvius zichzelf een paar dagen per week op in het depot van de UB. Als medewerker Academisch Erfgoed is ze dan druk bezig met het ontsluiten van de collectie. Dat betekent in het begin vooral dozen uitpakken en kijken wat er tevoorschijn komt. “Zolang de spullen in dozen zitten, kan je niets. Daarom ben ik begonnen met alles uitpakken en nu zit ik in de fase van sorteren. Ik vind van alles, alles wat met het studentenleven te maken heeft, maar ook bijzondere dingen. Zoals een hele mooie foto van het eerste corpsdiner waar ook Polak (de naamgever van het EUR-gebouw, red.) op te zien is.”
Een extra handicap voor Silvius: met iedere doos die opengaat wordt het werk lastiger omdat het verhaal langer en complexer wordt. “Ik moet het verhaal reconstrueren. Ik heb boeken gelezen over de geschiedenis, stel veel vragen aan de mannen uit het bestuur om alle informatie te kunnen verwerken. Voor een buitenstaander is een kopje uit de collectie misschien een gewoon kopje, maar voor mij is het een drager van informatie. Met een jaartal of een tekst op zo’n kopje kan ik weer andere spullen uit de collectie een logische plek geven.”
Koot: “Met de collectie willen we niet alleen het verhaal van het corps, maar het verhaal van het hele studentenleven vertellen. Dat houden we in ons achterhoofd bij het uitzoeken, zodat we weten wat we nodig hebben.” Die rode draad wordt nog belangrijker. Want welke spullen heb je nodig om het verhaal te vertellen en wat is wellicht overbodig? Die knoop wordt de komende maanden samen met het bestuur van het museum doorgehakt.“Het heeft geen zin om alles te verzamelen. Voor ons zijn bijvoorbeeld de oorlogsalmanakken en de objecten uit de eerste periode van de vereniging meer van belang, omdat er over het studentenleven in die tijd erg weinig bekend is.”
Wel een geschiedenis
Als Silvius zich door alle dozen heen heeft geworsteld, gaat de volgende fase van het project in. De belangrijkste vraag is dan: hoe moet alles worden bewaard en tentoongesteld, zodat de collectie voor iedereen toegankelijk wordt? “Dan wordt het ook makkelijker om de collectie uit te breiden, omdat je weet wat er precies is.” Een grote uitdaging in dit proces is het digitaliseren van de collectie, waaronder de honderdduizenden negatieven, dia’s en cd-roms met foto’s. Koot: “Daar moeten we naartoe, dat doen we met al het erfgoed. Maar dat is een kostbaar proces.”
In januari moet het plan van aanpak af zijn. Uit dat plan volgt welke spullen behouden blijven, hoe alles bewaard blijft, wat de plannen voor de toekomst zijn en op welke termijn een eerste expositie gepland kan worden. Koot hoopt vooral ook dat het uiteindelijk een blauwdruk kan zijn voor het gehele academische erfgoed. “Het corps is de enige vereniging die zo’n collectie heeft opgebouwd en dus voor ons de belangrijkste vereniging. Maar we hopen meer te weten te komen over de tijd die het ontsluiten van zo’n collectie in beslag neemt en de kosten. Als we dat weten, gaan we ook met andere verenigingen in gesprek.”
Het bestuur van het museum is blij met de stappen die nu worden gezet binnen de UB. Sikkens: “Heel goed dat de universiteit zich bezighoudt met academisch erfgoed. We zijn niet Leiden, Utrecht of Groningen, maar we hebben als universiteit wel een geschiedenis. En als bestuur zijn we heel benieuwd wat eruit komt en hoe de collectie bewaard blijft. De collectie is ook levend, geen afgesloten geheel en zal in de toekomst dus blijven groeien als mensen interessante zaken voor het museum hebben. In 2023 bestaat het corps 110 jaar, het zou mooi zijn als we dan onderdelen van de collectie kunnen laten zien.”
Bravo! De corporale uitroep voor iets dat ‘goed’ is of ‘respect’ verdient. Zonder historie geen toekomst en de historie duidt ons heden. Wat een feest zal de eerste expositie zijn! Ik verwacht een overweldigende belangstelling. Ik kan niet wachten!
Reageren niet meer mogelijk.