Wat valt u op aan deze crisis als u vanuit uw vakgebied kijkt?
“Twee dingen. Ik zie nu pas langzaamaan aandacht ontstaan voor landen in de niet-westerse wereld. Ik heb in India en Tanzania gewoond en gewerkt. Toen het virus ook daar werd geconstateerd, dacht ik direct: een lockdown in de grote steden wordt daar onhoudbaar. Daar zijn zo veel dagloners die afhankelijk zijn van werk. Zij kunnen best één of twee dagen zonder loon, maar de derde dag gaan ze er echt op uit op zoek naar eten, drinken of werk. Het kan best zo zijn dat wanneer wij teruggaan naar de anderhalvemetersamenleving, de situatie in een land als India op zijn ergst is. Dat is heel zorgelijk. Niet alleen voor de lokale economie, maar ook voor de internationale economie.
“Daarnaast heb ik met enige fascinatie gekeken naar de urgentie die landen hadden om eigen mensen terug te halen en de grenzen dicht te doen. Ik snap dat vanuit het perspectief dat je als land zo min mogelijk migratiebewegingen en contact tussen mensen wil hebben. Maar migratiebewegingen bestaan niet alleen tussen landen, maar juist ook binnen landen. Wij hebben bijvoorbeeld nooit gezegd: de kern van het probleem zit in Brabant, dus we laten geen treinen van en naar Brabant meer rijden. Een tactiek die ze in China wel hebben toegepast. Ik weet niet wat beter of slechter is, maar ik vond de retoriek rond nationale grenzen fascinerend.”
Heeft u een verklaring voor die retoriek?
“Staten zijn heel krachtige spelers en die hebben van nature de neiging en de morele opdracht om burgers te beschermen en terug te halen. Je weet ook niet hoe andere landen met coronahaarden omgaan. Maar wij hebben studenten in Canada en die zijn daar misschien veiliger dan in Brabant. De universiteit heeft al onze studenten teruggeroepen, ook vanuit een soort familie-idee: iedereen is dichtbij, je wil voor je eigen mensen kunnen zorgen. Maar zijn mensen in Toronto niet veiliger dan in Den Bosch? Die discussie wordt niet eens gevoerd.
“Ten tweede heeft een aantal rechts-populistische partijen altijd al een fascinatie voor het openen en sluiten van grenzen. Nu hebben zij zoiets van: dat virus is een buitenstaander en als we de grenzen dichtdoen dan houden we het virus ook buiten. Dat is natuurlijk een klein beetje naïef. Maar dat soort sentimenten hebben zeker meegespeeld.”
Verschilt de aanpak die landen hebben gekozen in de strijd tegen het virus?
“Je ziet hele grote verschillen. Er zijn een aantal dictators in Oost-Europa die een eigen visie hebben en in de ontkenningsfase zitten. Maar ook Amerika gaat er nog losjes mee om. Die denken dat als ze het maar lang genoeg uitzitten er voldoende weerstand in de samenleving ontstaat en het probleem zich vanzelf weer oplost. Reizen binnen Amerika is bijvoorbeeld nog behoorlijk makkelijk, zeker met de auto en de bus. Dat is bijna verbazend als je kijkt hoe hard het daar gaat.”
Waar komen deze verschillen vandaan?
“Ik denk dat het in het geval van Amerika vooral met leiderschap te maken heeft. Trump en een aantal mensen rond Trump zijn heel duidelijk gewend te denken vanuit hun rol die ze in het verleden als ondernemer hebben gehad. Met een eigen, nuchtere blik naar het probleem kijken en ondanks ander advies met eigengereide oplossingen komen. In landen als Nederland en Duitsland nemen we de meningen van experts wat serieuzer en handelen we ook naar die meningen. Ook als het ons niet bevalt.
“Ik vind Trump een autoverkoper die het beter weet dan de andere autoverkopers en dan maar een klap met de hamer geeft en zegt: ’Zo gaan we het doen. Ik heb jullie gehoord, maar ik doe het toch zo.’ Trump zegt: ‘Niemand moet meer handen schudden, maar ik blijf het doen want dat hoort bij een president.’ Dat is een vorm van leiderschap die ik als burger lastig zou vinden.”

Ook in West-Europa zijn grote verschillen. Bijvoorbeeld tussen Noordwest-Europa en de landen in het zuiden. Heeft dat met nationale identiteit te maken?
“Ik denk dat die verschillen niet veel met cultuur of identiteit te maken hebben, maar meer met de geschiedenis. Tot in de jaren zeventig waren landen als Griekenland, Portugal en Spanje dictaturen. Historisch gezien zijn die landen pas vrij recent moderne democratieën geworden. Op dat moment waren ze ook veel armer dan de landen in het noorden. Onder andere door de Europese Unie zijn de landen naar elkaar toegegroeid, maar er bestaan nog steeds grote economische en culturele verschillen tussen noord en zuid.
“Zuid-Europa is armer en dan is het logisch dat daar de klappen harder zijn, omdat een aantal zaken minder op orde zijn. Dan gaat het om de begroting, maar ook om de toegang tot de gezondheidszorg. Dat zijn verschillen tussen noord en zuid, arm en rijk. De ziekte lijkt in principe neutraal, omdat iedereen corona kan krijgen. Maar dat is uiteindelijk niet zo. De klappen zijn harder bij de zwakkeren in de samenleving. Dat speelt niet alleen binnen landen, maar ook binnen Europa.”
U had het al over het feit dat er pas laat aandacht was voor niet-westerse landen. Verraste u dat?
“Nee, dat verraste mij niet. De aandacht voor nieuws dichtbij is altijd veel groter. Dat is ook logisch. Maar er was nu ook bij ons veel paniek, dus alle energie is dan nog meer naar binnen gekeerd. Er ontstond een soort overlevingsstand. Dat geldt voor mij, want als ik maandag mijn online colleges af moet hebben krijgen mijn kinderen in het weekend ook wat minder aandacht. En voor landen is dat net zo. Eerst even het debat over hoe we het in ons eigen land gaan aanpakken en dan pas die blik naar buiten. Begrijpelijk, maar ook naïef en jammer. Want delen van Afrika en Azië gaan het heel moeilijk krijgen. En daar moeten we wel een keer over nadenken.”
Gaat deze crisis nog gevolgen hebben voor de relatie tussen landen?
“Ik denk dat dit een moment is waarop wij realiseren dat de wereld maar een kleine aardbol is waarop wij veel dichter bij elkaar leven dan we weleens denken. Bijvoorbeeld in het debat rondom het milieu of de ozonlaag is de urgentie bij een deel van de mensen niet zo groot als nu. Deze crisis laat zien dat we veel meer met elkaar te maken hebben dan we soms denken. En ik hoop en verwacht eerlijk gezegd ook wel dat de consequentie van deze situatie is dat we als landen veel meer best practices gaan delen en niet allemaal meer zelf het wiel uit willen vinden.
“Wat ook heel bijzonder is, is de positie van China. Zij zijn naar Italië en andere westerse landen gekomen om te helpen. Heel lang kwamen wij als Westen helpen en nu moeten we hulp van buitenaf accepteren. Dat doen we gelukkig ook, maar dat laat zien dat de verhoudingen in de wereld veranderen. Europa heeft geen hulp van Amerika ontvangen.”
Vertroebelen de grenzen van de nationale identiteit dan ook door deze crisis als landen elkaar op die manier helpen?
“Dat zou mooi zijn, maar het is wel een beetje te mooi gedacht. Ik weet niet welke deals er aan die hulp ten grondslag liggen. Net zo goed als wij in het verleden de niet-westerse landen niet alleen vanwege het goede doel en het goede gevoel hebben geholpen. Wat China doet, is echt niet zonder voorwaarden. Ik weet niet wat zich daar achter de schermen heeft afgespeeld. Er wordt uiteindelijk ook echt wel hard zaken gedaan. Die goodwill moet zich terugbetalen. De Chinezen gaan een keer zeggen: we hebben jullie nu twee of drie keer geholpen, nu mogen jullie een keer over de brug komen. Het is nooit helemaal neutraal. Het laat wel mooi de veranderende verhoudingen in de wereld zien.
“Maar ik ben geen profeet en ik kan het niet voorspellen. Dat maakt het ook boeiend. Historici zeggen altijd dat wanneer er grote dingen gebeuren, zaken in gang worden gezet die verandering mogelijk maken. Dat gaan we met corona ook zien. Waar die verandering dan precies in gaat zitten, is afwachten. Maar het is wel het momentum.”
Prof. Dr. Gijsbert Oonk (1966) is historicus en studeerde aan de Erasmus Universiteit. Hij promoveerde op een onderzoek naar ondernemers in de Indiase katoenindustrie. Sinds 1 september 2018 is hij bijzonder hoogleraar Europe in Globalizing World: Migration, Citizenship and Identity. Daarnaast is hij directeur van het Sport and Nation-onderzoeksprogramma aan de Erasmus Universiteit. Dit interdisciplinaire programma richt zich op getalenteerde atleten met een migrantenachtergrond binnen het voetbal en op de Olympische Spelen in de context van veranderend burgerschap, nationaliteit en elitemigratie.
EM zoekt een motto en jij mag ’t bedenken!
Ieder zichzelf respecterende organisatie vindt zichzelf elke paar jaar weer opnieuw uit.…