Philip Hans Franses is hoogleraar Toegepaste Econometrie. Hij is gespecialiseerd in het gebruik van wiskundige modellen, hun voorspellende waarde en de mogelijkheden voor beleid. De afgelopen twaalf jaar was hij decaan van de Erasmus School of Economics, waar dit jaar gevierd wordt dat Jan Tinbergen er vijftig jaar geleden – toen heette het nog de Nederlandsche Economische Hoogeschool – de onofficiële Nobelprijs voor de Economie ontving.

Philip Hans Franses

Jan Tinbergen, een van Nederlands bekendste economen, was lange tijd verbonden aan de Erasmus Universiteit, geldt als geestelijk vader van het vakgebied Econometrie en stond onder meer aan de wieg van het Centraal Planbureau. Hoe zou u zijn erfenis omschrijven?

“Hij heeft in Nederland van alles achtergelaten. Niet voor niets vieren we dit Tinbergenjaar onder meer samen met het CBS, het CPB, De Nederlandsche Bank, de SER en een aantal ministeries. Hij ontving de alternatieve Nobelprijs van de Zweedse bank – de eerste keer dat die werd uitgereikt trouwens – voor de manier waarop hij samen met de Noorse econoom Ragnar Frisch nadacht over hoe je de economie in een model kunt gieten. Dat is echt revolutionair geweest. Er waren daarvoor wel modellen, van Keynes, Marshall, Pigou of Walras, maar die waren een stuk eenvoudiger. Tinbergen introduceerde een model om de werkelijkheid in zijn complexiteit te vatten.”

Wat was het effect van zijn model?

“Het heeft economen en beleidsmakers een gezamenlijke taal gegeven. Ineens werd het mogelijk om uitspraken te doen over de invloed van bijvoorbeeld de inflatie, het prijspeil of de lonen.”

Er is de afgelopen jaren veel kritiek geweest op dit soort modellen. In hoeverre doen ze de werkelijkheid eer aan?

“Geen enkele econoom zal beweren dat hij de wereld volledig begrijpt. Het CPB onderkent bijvoorbeeld nadrukkelijk het onderscheid tussen het model van de Nederlandse economie, dat zo’n 2500 vergelijkingen bevat, en die economie zelf. Maar we weten wel dat we op deze manier economische processen een beetje in kaart kunnen brengen, zodat je er gezamenlijk aan kunt sleutelen. Zoals automonteurs over een motorblok gebogen staan, buigen economen en econometristen zich over een economisch model.”

Belangrijke vraag die economen gesteld werd, is: waarom hebben ze de crisis niet kunnen voorspellen?

“Er zijn destijds wel mensen geweest die hebben gesignaleerd dat het erg hard ging met de huizenprijzen, dat mensen geld leenden dat ze nooit meer terug konden betalen. Iets wat nu weer gaande is. Dat is mensen eigen overigens, de zogenaamde varkenscyclus. Maar dat het zo uit de hand kon lopen, had niemand voorzien. En voor een deel kun je dat ook niet zien aankomen. Net zoals een aardbeving of een tsunami nooit helemaal te voorspellen is.

“Er zijn wel vakgenoten die nu onderzoeken in hoeverre onze modellen bepaalde essentiële variabelen hebben gemist. In de geest van Tinbergen wordt bijvoorbeeld gekeken of de kapitaalmarkt daarin geen grotere rol zou moeten krijgen.”

Past economen misschien ook iets meer nederigheid? Is heel veel misschien niet te voorspellen?

“Ik zou zeggen dat het je plicht als onderzoeker is om met een idee te komen dat de werkelijkheid zo goed mogelijk benadert. En het is goed om hier nog eens uit te leggen dat een deel van de voorspellingen juist dient om beleid te ontwikkelen dat erin slaagt om die voorspelling teniet te doen of bij te sturen. We weten bijvoorbeeld dat de ijsbeer aan het uitsterven is. Daar ondernemen we nu actie op. Dan moet je niet over twintig jaar zeggen: die voorspelling klopte destijds niet. Maar: het is gelukt om die voorspelling niet uit te laten komen. Zo werkt het met economische voorspellingen ook.”

In hoeverre had Tinbergen het makkelijker dan de economen van nu?

“De Nederlandse economie is complexer geworden, meer verweven met de wereldeconomie en alles gaat sneller. De afgelopen decennia hebben we meerdere economische crises gehad, maar tussen de Tweede Wereldoorlog en de eerste oliecrisis van 1973 – de periode waarin Tinbergen veel van zijn werk verrichtte – verkeerde Nederland in grote rust. Grote economische schokken kwamen niet voor, de boel kabbelde gestaag voort. Je kon op je gemak aan de radertjes draaien om de inflatie of de werkloosheid een fractie bij te sturen. De voorspellingen die Tinbergen deed kwamen in de regel ook prachtig uit.”

Op dit moment is aan die complexe economische werkelijkheid de negatieve rente toegevoegd. Volgens veel economen begeven we ons hiermee op onbekend, misschien wel gevaarlijk terrein. Maakt dit het werken met modellen – en daarmee het begrijpen en bijsturen van de economie – nog moeilijker?

“Van die negatieve rente raken economen niet in de war, hoor. Het is een direct gevolg van onder meer de overmatige geldcreatie door de Europese Centrale Bank. Nee, de gebeurtenissen die de boel echt overhoop gooien zijn wat Nassim Nicholas Taleb ‘zwarte zwanen’ noemt. De aanslag op het World Trade Center, een tsunami met talloze dodelijke slachtoffers. Onwaarschijnlijke en onvoorspelbare gebeurtenissen die het verloop van de geschiedenis bepalen.

em-economiemodel trumponomics-Bas van der Schot
Beeld door: Bas van der Schot

“Als morgen de vulkaan in Yellowstone National Park tot uitbarsting komt, ontploft de helft van de Verenigde Staten. Als Donald Trump erin slaagt om op de een of andere manier Noord- en Zuid-Korea te herenigen, gaat hij de geschiedenis in als een van de beste presidenten ooit – terwijl iedereen het nu een idioot vindt.

“Expect the unexpected – het klinkt als het motto van een Star Trek-aflevering, maar dat is het enige wat je kunt doen. Je kunt zorgen dat je weerbaar bent. En daar kunnen modellen een belangrijke rol spelen. Stel nou dat een biefstuk over vijf jaar niet meer twee euro per ons kost, maar twintig. Dat kan. Een model kan enig inzicht geven in de impact op de consumptie van vlees, het verbruik van water, de veranderingen in de waardeketen. Zonder modellen gaat dat niet. Dan kun je alleen maar in paniek raken. En op basis van emoties is weinig te beginnen.”

U hebt zelf een paar jaar geleden onderzoek gedaan naar de mate waarin roklengte en recessie verband houden.

“Dat is was meer een grap. In de jaren twintig van de vorige eeuw heeft ene George Taylor de hemline-index bedacht, het idee dat de prijzen van aandelen stijgen als de rokken korter worden en vice versa. Dat is natuurlijk flauwekul, en dat hebben we laten zien. Met een serieuze hoeveelheid data overigens. Het is ook gepubliceerd. In een tijd waarin wetenschappelijk onderzoek ook zijn weg moet vinden naar het brede publiek, is dit zonder twijfel mijn meest impactvolle studie. We werden overal genoemd, van Giel Beelen tot het NOS Journaal.”

em-homo economicus irrational man-Bas van der Schot
Beeld door: Bas van der Schot

Kritische geluiden op de ‘mainstream economie’ doen het goed. Kate Raworth bijvoorbeeld scoorde een bestseller met haar boek Doughnut Economics, waarin ze stelt dat economische modellen te weinig antwoorden bieden op de vragen van deze tijd, met name waar het sociaal en ecologisch geweld betreft. Wat vindt u van die kritiek?

“Wat me hier telkens weer opvalt is dat mensen kennelijk denken dat wij nog steeds uitgaan van de homo economicus, de volkomen rationeel handelende mens. Dat doen we al vijftig jaar niet meer. Dat de mens een irrationeel wezen is, is de essentie van de gedragseconomie. Een ander hardnekkig misverstand onder critici is dat economen verantwoordelijk zouden zijn geweest voor de economische crisis. Dat is alsof je een arts verantwoordelijk houdt voor de dood, of een brandweerman voor een uitslaande brand. Wij bestuderen een crisis, we organiseren hem niet. Dat doen mensen zelf.”

Als Jan Tinbergen vandaag de economische faculteit binnen zou lopen, zou hij die dan nog een beetje herkennen?

“Ik denk dat hij verrast zou zijn over de enorme groei die ons vakgebied doorgemaakt heeft. Economen houden zich, zeker bij ons, bezig met een heel breed palet aan onderwerpen. Van genderstudies tot de effecten van natuurrampen. En van prijsniveaus tot het optimaal alloceren van medicijnen in remote area’s in Afrika. Ik denk dat hij zal zien dat economen nog steeds betrokken mensen zijn die de samenleving willen verbeteren, iets wat hij ook heel erg had. O ja, een ander groot verschil met zijn tijd is het tempo waarin we werken. Een complex model rekenen we nu in een fractie van een seconde door, terwijl je daar een halve eeuw geleden vier jaar lang een proefschrift aan mocht wijden.”