Wie de komende weken de nieuwsjaaroverzichten bekijkt, leest of luistert, zal er niet aan ontkomen. Alleen november en december zitten al, naast hier en daar een verdwaalde Zwarte Piet, vol met berichten die de internationale samenwerking op scherp zetten. Alle Brexit-bochten waarin Theresa May zich moet wringen. De verbale aanvallen die vanuit China en de Verenigde Staten de Stille Oceaan overvliegen. Of de G20-top in Buenos Aires waar de vonken vanaf vliegen.
Protectionistische retoriek
Voor een buitenstaander voelt het alsof de bom elk moment kan ontploffen. Maar zo ver wil Fabian Amtenbrink, hoogleraar European Union Law, niet gaan. “Ik zou zeggen dat internationale samenwerking vooral complexer is geworden, maar zeker niet onmogelijk. Er komen steeds meer nieuwe spelers bij die de ambitie hebben op het wereldtoneel een beslissende rol te spelen, zoals China, en populisme en nationalisme zijn in opkomst.”
Geen bom die bijna ontploft, maar eerder een systeem dat onder constante hoogspanning staat. Een ontwikkeling die volgens Amtenbrink al een aantal jaar geleden is ingezet. “Het populisme is op heel veel plekken in de wereld in opkomst. Afkeur van het liberalisme, multiculturalisme en vooral ook het internationalisme.” Vooral dat laatste begrip werkt in veel landen als een rode lap op een stier. En daar maken leiders graag gebruik van. “Internationalisme wordt gezien als de beweging van de politieke elite. De nationale soevereiniteit wordt door de populisten steeds meer benadrukt, daarmee gepaard gaat een protectionistische retoriek.”

Populisme wordt beleid
2018 is het jaar waarin die gevoelens definitief de overstap maakten naar het internationale speelveld. “Gevoelens van populisme worden omgezet in concreet beleid. Daar is Trump een goed voorbeeld van. Denk aan het stopzetten van de onderhandelingen over een Trans-Atlantisch handelsakkoord, of de heronderhandeling van het NAFTA-akkoord tussen Canada, Mexico en de Verenigde Staten. Maar ook het ondermijnen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), door het eenzijdig opleggen van importtarieven en dreigen met terugtrekken.”
‘Uiteindelijk weten die leiders ook wel dat een terugkeer naar de natiestaat op geen enkele manier een oplossing voor de lange termijn is.
Federica Violi, universitair docent International and European Union Law, ziet die ondermijning van de WTO als een belangrijke ontwikkeling dit jaar. “In de jaren negentig is sterk ingezet op het versterken van de internationale economische integratie. Dat zou het beste zijn voor de welvaart. De General Agreement on Tariffs and Trade van 1994 en de oprichting van de WTO in 1995 hebben bijvoorbeeld een versnelling van de economische integratie teweeggebracht die verder gaat dan alleen de verlaging van de tarieven. Dit had verregaande gevolgen voor het gehele systeem. De mogelijkheden voor de individuele staten om de binnenlandse regelgevingsruimte en besluitvorming te beschermen werden sterk beperkt. Daar tegenover stond dat de welvaart voor alle landen afzonderlijk toe zou nemen.”
Dat is lange tijd ogenschijnlijk goed gegaan, maar na enkele jaren gerommel in de wandelgangen lijkt de organisatie sinds dit jaar echt op haar laatste benen te lopen. Trump opende in augustus al frontaal de aanval en er zijn meer landen die ontevreden zijn met de manier waarop de WTO nu geregeld is. “Kijk bijvoorbeeld naar India en Brazilië die ook al hebben aangedrongen op nieuwe handelsovereenkomsten binnen de WTO”, aldus Violi. “Leiders vinden dat systemen als de WTO niet meer genoeg kunnen voldoen aan de nationale belangen. Alleen is de grote vraag welk alternatief dan wel voldoet. Uiteindelijk weten die leiders ook wel dat een terugkeer naar de natiestaat op geen enkele manier een oplossing voor de lange termijn is.”
Nadenkende wereldleiders
Die tegenstelling ziet Alessandra Arcuri, hoogleraar Inclusive Global Law and Governance, ook. “Er zijn verschillende grote uitdagingen die alleen maar opgelost kunnen worden door internationale samenwerking.” Ze somt op: “Ongelijkheden op economisch gebied en milieuvervuiling, als ook de klimaatproblematiek. Dat zijn grote problemen die landen afzonderlijk niet kunnen aanpakken. We moeten daarom opnieuw nadenken over hoe internationale samenwerking kan worden ingezet om grote internationale problemen aan te pakken. Dat kan bijvoorbeeld door bestaande handels- en investeringsverdragen aan te passen. In die verdragen moeten dan strengere regels ter bescherming van het milieu en nieuwe regels ter voorkoming van belastingontduiking worden opgenomen.
Hoewel dat beeld van nadenkende wereldleiders in de jaaroverzichten in eerste instantie niet naar voren zal komen, stipt ook Amtenbrink dat aan: “Het lijkt opmerkelijk dat zelfs de grootste populisten, dus ook Trump, af en toe eieren voor hun geld kiezen. Maar internationale samenwerking is te belangrijk, de afhankelijkheden zijn de afgelopen jaren veel te groot geworden. Mijn gevoel is dat het bij mensen zoals Trump vooral grote retoriek is in plaats van strategische diplomatie. Intimidatie wordt steeds meer een onderhandelingsstrategie.” Of zoals Arcuri het omschrijft: “Die verhalen dat hij de Amerikanen wil beschermen klinken mooi, maar zijn op zijn best simplistisch. Het werkt demagogisch heel goed, maar de ongelijkheid in het land kan je op andere manieren natuurlijk veel beter aanpakken. In dat opzicht is het van belang op te merken dat, volgens deskundigen, de toename van economische ongelijkheid in de VS is begonnen onder president Reagan in de jaren tachtig, die het belastingstelsel regressiever maakte.”

When push comes to shove
De drie wetenschappers zijn het erover eens: ondanks al het gemor, gerommel en bedreigingen als de Brexit, blijft er gewoon samengewerkt worden op internationaal gebied. “Iedereen is veel te afhankelijk van elkaar”, zegt Violi. “De voordelen die door samenwerking kunnen worden gerealiseerd, zijn veel te groot. Voor iedereen. We kunnen onmogelijk terug naar de tijden voor de Tweede Wereldoorlog.”
“De Brexit is natuurlijk een voorbeeld dat internationale samenwerking steeds moeilijker aan het worden is, vooral als er ook sprake is van politieke integratie”, zegt Amtenbrink. “Maar de wens van een deel van de Britse bevolking om de Europese Unie te verlaten alleen maar aan de invloed van populisten en de afkeur van alles internationale toeschrijven, is echt te kort door de bocht. Ondanks de Brexit was, is en blijft het Verenigd Koninkrijk een enorme voorstander van internationale handel. Het is natuurlijk ook heel ironisch dat wanneer de Brexit daadwerkelijk een feit is, er in het VK juist meer over internationale samenwerking gepraat zal moeten worden dan ooit om de economische toekomst van het eiland te waarborgen. Internationale samenwerking blijft van levensbelang voor landen in de 21e eeuw, maar de manier waarop is wel aan het veranderen.”
Het lijkt de conclusie te zijn die, als het aan de wetenschappers ligt, tijdens het bakken van de oliebollen zal moeten blijven hangen. Natuurlijk, de verschillende internationale systemen zijn zeker aan vervanging toe. Maar alle grote woorden die de media hebben gedomineerd dit jaar, moeten met aardig wat korrels zout worden genomen. “Er is veel geschreeuwd, ook voorafgaand aan de G20”, zegt Amtenbrink. “Maar when push comes to shove, kan ook Amerika niet anders. Dat is wel een trend die zich dit jaar heeft doorgezet. Die begon al vorig jaar, maar het mechanisme is wel steeds sterker geworden. Het is een beetje een wisselbad. Dan weer heel koud, dan weer heel warm, maar uiteindelijk is er toch wel sprake van internationale samenwerking. Dat is de trend van 2018.”