“Heb je zin om over politiek te praten?”, vraagt Elene opgewekt door de intercom. Ze heeft zojuist aangebeld bij een studentenhuis in de buurt van het Eendrachtsplein. De verbinding wordt verbroken, de deur blijft dicht. Het is niet de eerste keer tijdens deze nachtelijke campagne, maar Elene geeft niet op. Een gesloten deur met ja/ja-sticker krijgt een verkiezingsflyer, de enkeling die wel besluit open te doen een gesprek. Het 25-jarige kandidaat-raadslid wil namelijk met studenten praten over hún Rotterdam.
Vergeet de knullig gemonteerde filmpjes en de opdringerige advertenties op je tijdlijn, want een student met politieke ambities die op een druilerige maandagavond voor je deur staat om met je over politiek te praten: dát is campagnevoeren in zijn puurste vorm.
Met open vizier
Waar andere jonge politici het misschien ongemakkelijk en spannend zouden vinden, is dit de stijl die bij Elene past: met open vizier en lef. Zo daagde ze op haar drieëntwintigste, als landelijk voorzitter van de Jonge Democraten, hoogstpersoonlijk Alexander Pechtold op het jaarlijkse partijcongres uit om vaker tegen de heersende opinie in te gaan: “Stop niet je vingers in je oren voor mensen die vervelend zijn.” Bij de jongerenorganisatie van D66 leerde ze de politiek van binnenuit kennen, en werd ze als voorzitter de stem voor ruim zesduizend jongeren: “Iedereen wilde opeens weten wat ik als snotneus van 23 vond, dat is echt heel raar.”
Die ‘snotneus’ groeide op in de Hoeksche Waard, in een kunstenaarsgezin waar ze het vrije denken en vrijzinnigheid met de paplepel kreeg ingegoten. Toen ze op haar achttiende naar Rotterdam verhuisde, besloot ze zich aan te sluiten bij de lokale afdeling van de Jonge Democraten. “Ik kwam er al gauw achter dat ik helemaal niet zo’n gekke dingen zei. Ik had opeens het besef dat die politici in de Tweede Kamer niet per se capaciteiten hebben die ik niet heb.” Ze laat een stilte vallen en belt aan bij een volgend studentenhuis: “Toen dacht ik: nu ga ik er volle bak alles uithalen.”

Het wittemannenbolwerk
De masterstudent Bestuurskunde besloot zich te kandideren voor een plek in de Rotterdamse gemeenteraad. Na een succesvolle interne verkiezingscampagne (bij de sociaal-liberalen wordt de kandidatenlijst door de leden samengesteld), werd ze als vijfde kandidaat verkozen. Elene wil opkomen voor de bijna 190 duizend Rotterdammers onder de 25 jaar. Daarom trekt ze ’s avonds de stad in om een luisterend oor te bieden aan jongeren, want die worden volgens haar nauwelijks gehoord, laat staan vertegenwoordigd. “Het is echt schandalig dat we vier jaar lang zijn bestuurd door uitsluitend witte, oude mannen. Kom op, dat we dát laten gebeuren in een stad als Rotterdam.” Ze spreidt haar armen, waarmee ze lijkt te wijzen op de hoofden die verspreid door de stad op lantarenpalen prijken.
Het aftredende college bestond, op burgemeester Aboutaleb na, volledig uit witte mannen. D66 deed daar als coalitiepartner aan mee, maar Elene is heel stellig over de samenstelling van het nieuwe college mocht haar eigen partij weer gaan besturen: “Nog vier jaar zou ik echt niet accepteren. Ik wil evenveel vrouwen als mannen en een verjonging.” Dat is namelijk hard nodig volgens Elene, want ‘het wittemannenbolwerk’ laat zaken die jongeren aangaan te vaak links liggen: “’Het gaat te vaak over de woningmarkt of pensioenen, en te weinig over de sluitingstijden van horeca, starterswoningen of duurzaamheid.”

Water bij de wijn
Ook buiten het stadhuis kan Elene zich opwinden over hoe mannelijk de politiek is. Ze ondervindt het zelfs regelmatig aan den lijve. Laatst nog, toen ze voor aanvang van een debat waaraan zij zou deelnemen door de organisatie werd aangezien voor een bezoeker. Of zoals tijdens haar voorzitterschap bij de Jonge Democraten, toen mensen regelmatig dachten dat niet zij, maar haar secretaris politiek – ‘een grote man met een zware stem’ – de voorzitter was. “Daar maak ik mij wel echt pissig over, dat ik mij meer moet bewijzen dan jonge mannen. Dat gaat echt nooit wennen.”
Terwijl ze een laatste stapel flyers in de brievenbussen van het Caland-studentencomplex mikt, vertelt Elene dat ze na 21 maart verandering hoopt te brengen in de Rotterdamse politiek. Ze begrijpt dat ze tot op heden de ‘luxepositie’ heeft gehad dat ze ‘gewoon kon roepen’: “Ik ga ik in situaties terechtkomen waarin ik echt water bij de wijn moet doen. Dat is iets dat frustreert, maar ik weet dat het nou eenmaal zo werkt.” Ze heeft naar eigen zeggen geleerd pragmatisme beter te begrijpen, hoewel het regelmatig tegen haar idealen indruist: “Samenwerking is het moeilijkste aan de politiek. Daar zouden politici veel eerlijker over moeten zijn.”