Hoewel de universiteit trots is op haar internationale campus, is integratie tussen de buitenlandse en de Nederlandse studenten buiten de omgeving van de collegezaal niet vanzelfsprekend. Natuurlijk proberen de buitenlandse bachelorstudenten in de collegezaal de integratie tussen de verschillende nationaliteiten te bevorderen, maar gaan de buitenlandse en Nederlandse studenten ook ‘buiten werktijd’ met elkaar om? De weg naar integratie, verteld door diegenen die het aan den lijve ondervinden.
Er studeren meer dan 23.000 studenten aan Erasmus University, van wie 5400 buitenlandse studenten. De integratie van deze kleine, maar aanwezige minderheid in de overkoepelende gemeenschap van hun Nederlandse medestudenten is uitgegroeid tot een van de vaste actiepunten op de agenda van de universiteit.
Zes studenten, zowel Nederlanders als buitenlanders (twee Brits en een Canadees/Amerikaanse), delen hun ervaringen op het gebied van integratie. De interviews waren er specifiek op gericht om een goed overzicht van het leven van de student te krijgen, waarbij de nadruk vooral lag op hun vriendenkring en het maken van nieuwe vrienden op een campus waar studenten van over de hele wereld wonen.
In de collegezaal
Op educatief gebied heeft de universiteit een van de meest internationale curricula van Nederland. Elf van de veertig undergraduate-programma’s zijn internationale bacheloropleidingen. Het is dan ook geen toeval dat de integratieplannen van de universiteit in de collegezaal beginnen, zoals Judith Hoogmoed van de internationale afdeling bevestigt. “Interculturele collegezalen spelen een belangrijke rol in het integratieproces”.
De eerste internationale programma’s zoals International Business Administration (IBA) zijn op dit gebied toonaangevend. Adri Meijdam, directeur van het IBA-programma, zorgt ervoor dat studenten IBA, zowel de Nederlandse als de buitenlandse studenten, de kans krijgen om met elkaar om te gaan en samen te werken in de collegezaal. “Werkgroepen worden niet toevallig samengesteld. Er wordt in iedere werkgroep gezorgd voor een goede balans tussen buitenlandse en Nederlandse studenten”, legt Meijdam uit. Desondanks is de universiteit enigszins bezorgd over de integratie buiten de collegezaal. “Er moet iets op sociaal niveau gedaan worden”, geeft Judith Hoogmoed aan. “We zijn ons ervan bewust dat integratie buiten de collegezaal een probleem is. Het is een probleem dat moeilijk op te lossen is, omdat de studenten er zelf iets aan moeten doen.”
Na afloop van het college
Het studentenleven wordt ‘tijdens werktijd’ gedomineerd door hoorcolleges en werkgroepen. Het studentenleven ‘buiten werktijd’ bestaat uit een verscheidenheid aan verenigingen, waaronder disputen, faculteitsverenigingen en sportverenigingen. Verenigingen spelen niet alleen een centrale rol in het sociale ecosysteem van de universiteit, maar bieden ook de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de integratie buiten de collegezaal.
ESN (Exchange Student Network) Rotterdam ziet het als zijn missie om ervoor te zorgen dat buitenlandse studenten in de Nederlandse samenleving integreren. Betekent dit dat ESN buitenlandse en Nederlandse studenten aanmoedigt om met elkaar om te gaan? “Onze evenementen zijn gericht op het ontmoeten van nieuwe mensen”, vertelt Barten, marketing manager bij ESN. “We communiceren in het Engels, op die manier wordt niemand buitengesloten. Onze evenementen worden zowel door Nederlandse als niet-Nederlandse studenten bezocht. Van de bezoekers van onze feesten/evenementen is slechts 10 tot 20 procent Nederlands. De rest zijn buitenlanders.” Barten merkt hierbij op dat veel van de Nederlandse bezoekers vaak net terug zijn van hun studieverblijf in het buitenland. ESN organiseert verschillende activiteiten voor buitenlandse studenten, waaronder rondleidingen en fietstochten door de stad. Nederlandse studenten doen meestal niet mee aan deze activiteiten, omdat ze geen interesse hebben om de stad te leren kennen. Die kennen ze al.
Bij de investeringsvereniging B&R Beurs bestaat het ledenbestand (in totaal 930 leden) voor 30 procent uit buitenlandse studenten. Robert Kaptein, secretaris van de vereniging, zegt hierover: “We zijn een unieke studentenvereniging. We selecteren onze leden niet op basis van faculteit, achtergrond of moedertaal. We richten ons niet specifiek op integratie, maar al onze evenementen en communicatie-uitingen zijn in het Engels. Onze investeringsgroepen zijn gemengd (Nederlandse en niet-Nederlandse leden). Om ervoor te zorgen dat iedereen begrijpt wat er aan de hand is, is de voertaal Engels.” Desondanks deinzen buitenlandse studenten er volgens Kaptein nog steeds voor terug om actief in de vereniging te worden omdat de meeste actieve leden Nederlands zijn.
Ondanks de verregaande internationalisering van campus Woudestein (werknemers en personeelsleden spreken Engels, bordjes en menu’s zijn in het Engels) lijkt de taal een terugkerend struikelblok om bij een studentenvereniging te gaan. Om lid te worden van een studentenvereniging van het type RSC, Laurentius of S.S.R.-Rotterdam moet een student Nederlands spreken. Dit is geen specifieke voorwaarde, maar eerder een ongeschreven regel. Een korte blik op de websites van Laurentius, RSG, RSC, en RVSV doet je als buitenlandse student direct naar je woordenboek grijpen. De sites zijn allemaal in het Nederlands en er is geen Engelse versie beschikbaar.
Desgevraagd legt RSG (Rotterdamsche Studenten Gezelschap) uit dat ze zich inderdaad niet op buitenlandse studenten richten, omdat er binnen de vereniging Nederlands wordt gesproken en het lidmaatschap doorgaans langer dan een jaar duurt, hetgeen normaal gesproken niet in de plannen van de buitenlandse studenten past. Vicepresident Juliette Lutje Schipholt van S.S.R.-Rotterdam legt uit hoe het bij haar vereniging werkt. “Het lidmaatschap van S.S.R.-Rotterdam wordt een stuk eenvoudiger als je Nederlands spreekt, omdat al onze evenementen in het Nederlands worden gepromoot en al onze communicatie in het Nederlands is. Nederlands is de voertaal van onze leden. Je zou dus kunnen zeggen dat we ons niet echt op het aanwerven van buitenlandse studenten richten. Veel van onze leden hebben echter wel een multiculturele achtergrond, bijvoorbeeld Belgisch of Surinaams. We staan open voor alle soorten studenten.” De vicepresident legt verder uit dat het gebruik van het Nederlands als communicatiemiddel verbonden is met de lange tradities van de vereniging, zoals de liederen. Tradities lijken zelfs dermate belangrijk voor de richting en de aard van de vereniging dat het niet erg waarschijnlijk is dat er in de nabije toekomst van taal veranderd gaat worden of dat er een instroom van buitenlandse studenten plaats gaat vinden. Waar RSG en S.S.R.-Rotterdam hun standpunt hebben toegelicht, is het niet gelukt om de mening van Laurentius, RSC en RVSV over deze kwestie te krijgen. Als je bedenkt dat studentenverenigingen veel tijd van hun leden vergen, dan is dit ongewild een obstakel op weg naar integratie.
Nederlands leren: een manier om te integreren
Werknemers, verenigingen en studenten wijzen allemaal op één gemeenschappelijke factor: taal. Mas van Hemert, een Nederlandse student IBA, vertelt, gevraagd naar zijn mening over de integratiekwestie, het volgende: “Ik heb persoonlijk gezien dat buitenlandse studenten weliswaar goed hun best doen om te integreren, maar in de meeste gevallen geen Nederlands leren. Volgens mij komt dat doordat Nederlanders heel snel Engels gaan spreken als ze horen met welk accent de buitenlandse student Nederlands spreekt.”
Gelet op de genomen maatregelen lijkt het feit dat buitenlandse studenten geen Nederlands spreken de universiteit zorgen te baren.
Judith Hoogmoed van de internationale afdeling merkt op dat er onder andere geprobeerd wordt om de integratie te bevorderen door buitenlandse studenten ertoe aan te zetten om Nederlandse taalcursussen te gaan volgen. “We moedigen buitenlandse studenten nu al ongeveer een jaar actief aan om Nederlands te leren.”
Tom Marshall (23), een Britse masterstudent Management of Innovation, woont al vier jaar in Nederland en vertelt dat er op de campus maar op een paar plekken Nederlandse taallessen kunnen worden gevolgd. Bovendien zijn deze cursussen vaak aan de prijzige kant. Tijdens het interview geeft Tom aan op welke manier de universiteit studenten kan aanmoedigen om Nederlands te leren. “Om de integratie te bevorderen zou de universiteit volgens mij studiepunten moeten geven aan studenten die een taalcursus volgen, en dan niet alleen aan studenten die Nederlandse lessen volgen”, voegt Tom hieraan toe.

Aan de andere kant is de taal niet de enige bepalende factor in de ‘integratiekwestie’. In de interviews werden culturele verschillen en verschillende levensstijlen genoemd als mogelijke redenen voor een langzame integratie buiten de gecontroleerde omgeving van de collegezaal.
Tom Marshall: “Buitenlandse en Nederlandse studenten delen hun vrije tijd compleet anders in. De eerste groep gaat doorgaans veel met elkaar om omdat ze allemaal in hetzelfde schuitje zitten en niet om het weekend terug naar hun ouders gaan. Nederlandse studenten zijn veel meer betrokken bij studentenverenigingen en die slokken het grootste deel van hun tijd op.” Tom lijkt hier een goed punt te hebben. Julie van Mils (23), derdejaars Rechten, geeft een goed voorbeeld. Ze vertelt: “Ik ga meer met Nederlandse studenten om, hoewel ik niet veel tijd met ze doorbreng (met vrienden van de universiteit). Dat komt denk ik omdat ik in Rotterdam geboren ben en hier dus al een hechte vriendengroep heb.”
‘Hoe snel ze op Nederlands overschakelen, geeft aan hoe open ze zijn’
Het zijn de studenten zelf die de integratie op de meest actieve wijze omarmen of tegenhouden. Volgens Oemar van der Woerd (23), een Nederlandse student Gezondheidswetenschappen van Surinaamse afkomst, hangt integratie van verschillende factoren af, waaronder persoonlijke motivatie. “De universiteit gebruikt integratie als een belangrijk marketinginstrument. In de dagelijkse praktijk hangt het er vanaf wat je studeert en of je buitenlandse studenten wil ontmoeten. Persoonlijk ga ik meer om met mijn goede vrienden en dat zijn allemaal Nederlanders. Ik heb ook wel buitenlandse vrienden, maar die behoren niet tot mijn groep hechte vrienden. Nederlandse studente Geschiedenis Romy de Wijs (20) denkt er hetzelfde over: “Ik denk dat integratie tussen buitenlandse en Nederlandse studenten vooral afhangt van je persoonlijkheid. We horen allemaal verhalen over bepaalde nationaliteiten die vooral met elkaar omgaan. Ik denk dat mensen aan iets willen vasthouden dat hen aan thuis doet denken door met personen om te gaan die dezelfde nationaliteit hebben en dat zou ik tot op zekere hoogte ook doen. Ik ken veel buitenlanders en in mijn ervaring willen ze vaak juist niet omgaan met personen die dezelfde nationaliteit hebben.”
“ ‘Open zijn’ heeft niets te maken met iemands nationaliteit”
Ross Bradford (21) is Schots/Brits en zijn negen maanden durende uitwisseling met Erasmus School of Law is net afgelopen. “Tijdens mijn studieverblijf vond ik het makkelijker om buitenlandse studenten te ontmoeten, omdat de meeste studenten tijdens mijn studie niet uit Nederland kwamen. Hoewel, ik heb ook een paar goede Nederlandse vrienden gemaakt, zoals het ESN-team.” Ook Ross heeft de verhalen gehoord dat bepaalde nationaliteiten, in het bijzonder de Nederlanders en de Chinezen, erom bekend staan “niet veel met andere nationaliteiten om te gaan”. Desondanks denkt hij, net als Romy en Oemar, dat “open zijn” niets te maken heeft met iemands nationaliteit, maar dat het meer een persoonlijke eigenschap is en het ervan afhangt welke studie iemand doet, dat wil zeggen of iemand een internationaal programma volgt of een programma dat in het Nederlands wordt gegeven.
Erin Chang (23), studente Kunst- Cultuurwetenschappen, is half Canadees en half Amerikaans en woont nu al vier jaar in Nederland. “Ik heb meer niet-Nederlandse vrienden. Tijdens en buiten de studie ga ik meer met buitenlandse studenten om.” Volgens haar kan dit te maken hebben met het feit dat het makkelijker is om je moedertaal te spreken. Tegelijkertijd wijst ze erop dat het voor buitenlandse studenten soms moeilijk is om studenten te vinden die dezelfde nationaliteit hebben, waardoor ze gedwongen worden met andere nationaliteiten om te gaan. Erin licht haar standpunt nader toe: “De meeste studenten die ik ken, hebben nog steeds een hechtere band met mensen die dezelfde nationaliteit hebben. Nogmaals, ik denk dat dit met taal te maken heeft. Het is gewoon eenvoudiger voor mensen als ze hun moedertaal kunnen spreken.”