Het is 1962. Studenten drommen samen op een aantal Amerikaanse campussen rondom een computerschermpje. Ze kijken naar een van de eerste videogames, genaamd Spacewar!. De gamebeelden zijn nog eenvoudig – de zon wordt bijvoorbeeld weergegeven door een kruisje – en het spel wordt gespeeld op een PDP-1-computer die op meerdere Amerikaanse universiteiten staat. De computer is zó groot, dat een complete kamer erdoor in beslag genomen wordt. In niets lijkt dit logge ding op de huidige Playstation 4 of Xbox One.

Tegenwoordig zou een populaire game als Spacewar! big business zijn. Maar in de jaren zestig werd het succes van deze game helemaal niet commercieel geëxploiteerd. Idealistische studenten uit de Verenigde Staten hadden het spel ontwikkeld en stelden het gratis beschikbaar. Pas met Pong in 1972 werden computerspellen voor het eerst gemaakt met winstoogmerk. Games werden niet langer alleen in openbare gebouwen als universiteiten gespeeld, het kon voortaan ook tegen betaling thuis op de televisie.
Met de commercialisering van games nam de angst voor de impact ervan ook toe. Politici wantrouwden arcadehallen in de jaren zeventig en tachtig. De arcademachines, waarin muntjes werden gestopt, zouden voor kinderen het voorportaal van gokken zijn, en ze leerden er helemaal niets van, was de communis opinio in die dagen.
Enorme hysterie
Ook dik twintig jaar later, in de jaren negentig, ontstond er enorme hysterie rondom games met een gewelddadige inhoud. Gevreesd werd dat vooral jongeren die zulke spellen speelden agressiever gedrag zouden vertonen. Zo kwam er in 1993 zelfs een verhoor in het Congres in de Verenigde Staten naar aanleiding van games als Mortal Kombat en Night Trap, waarin tegenstanders op hardhandige wijze konden worden afgemaakt. Een ratingsysteem, met leeftijdscategorieën en symbolen, was het gevolg. Toch zijn gewelddadige games nog steeds populair. Veelzeggend is dat enkele vooraanstaande onderzoekers in 2007 concludeerden dat meer dan 85 procent van alle games een vorm van geweld bevatte. Daarom duurt het debat over de impact van gewelddadige games op het gedrag van jongeren nog altijd voort. Vooralsnog is er nooit een correlatie gevonden.
Inmiddels worden de meeste games niet meer door zelfstandige student-techneuten ontwikkeld. De game-industrie is in de afgelopen decennia gigantisch gegroeid. Dankzij de komst van talloze consoles (denk: Xbox, Wii en Playstation) is de afzetmarkt voor gameproducenten veel breder geworden. Daardoor gaan er enorme bedragen om in deze wereld. De Amerikaanse gameontwikkelaar Zynga (bekend van onder andere Farmville) nam bijvoorbeeld in 2014 het Britse game- en technologiebedrijf NaturalMotion over voor maar liefst 527 miljoen dollar (389 miljoen euro). Volgens marketingonderzoeksbureau Newzoo was de totale omzet van de gamebedrijven wereldwijd in 2015 zo’n 91,5 miljard dollar. Het bureau verwacht dat het bedrag in 2016 stijgt tot 99,5 miljard. Nederland staat met 464 miljoen dollar in 2015 wereldwijd op de achttiende plaats.
Lex Bontjes (60) is Klantenmanager bij Shared Service Centrum Onderwijs, Onderzoek en Studentenzaken, en speelde vroeger Pong (1972)

“Bij dit spel moest je een vierkant apparaatje met twee knoppen op de tv aansluiten. Je kon dan met z’n tweeën tegen elkaar spelen, waarbij het de bedoeling was om een blokje in het doel van de ander te krijgen. Ik vond het toen echt fascinerend om figuren op de tv te besturen en te beïnvloeden. Opeens kon je zelf meedoen aan een tv-programma, waar je eerst enkel naar kon kijken! Pong was toen echt het eerste gadget. Vaak speelde ik het thuis met het gezin. Maar na een aantal weken was de lol er wel af en verdween het spel in de kast. Er zat maar weinig variatie in, behalve dat je de grootte van de batjes en de snelheid van het blokje kon aanpassen. Verder was Pong het enige spel dat je met het apparaatje kon spelen. Toch vormde het achteraf gezien het begin van mijn gamecarrière.”
Pepijn Damen (39) is Virtualization Manager (ICT) en speelde Asteroids (1979)

“Je speelde met een ruimteschip, waarmee je allerlei asteroïden (brokstukken) moest ontwijken. Door die brokstukken kapot te schieten, kreeg je punten. Je had een zwarte joystick waarmee je alles kon besturen. Het spel stond op een cartridge, een soort geheugenchip, die je in een spelcomputer moest proppen. Ik had de ATARI 2600. Het spel startte dan eigenlijk best snel. Voorheen moest je nog cassettebandjes in een apparaat stoppen. Dan duurde het soms wel tien minuten voordat het spel was opgestart. Ik speelde bij Asteroids altijd de single-player, meestal met vrienden. Dan probeerden we om de beurt een zo hoog mogelijke score te halen. Maar als je uiteindelijk een score van 999.999 behaald had, werd de score weer op nul gezet en bovendien bewogen de brokstukken vanaf een bepaald moment niet meer sneller. Het werd daardoor uiteindelijk wat saai.”
Etienne Augé (43) is Docent Communicatie en speelde Gauntlet (1985)

“Voor en na school rende ik als een gek naar de arcadehallen om daar te gaan spelen. In het spel kon je in de huid kruipen van een elf, een tovenaar en een krijger. Het doel was om steeds uit een doolhof te geraken en alle tegenstanders die op je pad kwamen te verslaan. Daarbij waren weinig vaardigheden vereist, omdat je alleen maar hoefde te bewegen en te schieten. Je kon ook samenwerken, dus het spel was een soort voorganger van de huidige online multiplayers. Juist daarom vond ik het zo leuk. Met drie vrienden stond ik dan rond de arcademachine, midden in de sigarettenrook! Mijn ouders waren er niet blij mee, ook omdat het vaak ten koste ging van mijn school en omdat de hallen de reputatie hadden dat er veel bad boys waren die wilden vechten. Er was veel concurrentie om te spelen. Dan legde iemand die na jou wilde spelen snel zijn muntje op de machine. Als je ‘doodging’, moest je binnen tien seconden een nieuw muntje in de machine gooien, anders kon je dat potje niet meer meedoen. Ik heb er flink wat geld aan uitgegeven.”
Saulius Krygeris (25) volgt een Master Management en speelde Prince of Persia (1989)

“Vanaf 1997 speelde ik dit spel. Het was mijn eerste game op mijn eerste computer, de HP Vectra. De game zelf was maar zo’n 10 megabyte, terwijl je op de hele computer slechts 1,5 gigabyte kon opslaan. Om de game te kunnen spelen, moest je het kopiëren van een floppydisk naar de computer. En dan het spel, waarin een prins moest ontsnappen en een prinses bevrijd moest worden. Man, het heeft een tijd geduurd voordat ik doorhad hoe ik het zwaard kon pakken, waarmee je het eerste level kon uitspelen. Het was heel frustrerend en uitdagend, omdat je binnen een uur alle twintig levels uitgespeeld moest hebben, anders kon je weer helemaal opnieuw beginnen. Ik nodigde mijn vrienden altijd uit om bij mij het spel te komen spelen. In Litouwen hadden weinig mensen toen namelijk computers.”
Lovisa Salomonsson (21) volgt de International Bachelor Arts and Culture Studies en speelde The Longest Journey (1999)

“Ik ben waarschijnlijk één van de grootste fans van dit spel, dat ik in totaal wel drie keer heb uitgespeeld. Toen ik het speelde, vanaf 1999, vond ik de graphics briljant. Je moest in het spel allerlei magische stenen verzamelen, die je vond door met verschillende mensen te spreken. Ik was eerst helemaal niet geïnteresseerd in games, maar mijn vader gaf het spel aan me toen ik vijf was. Achteraf moet ik er wel erg om lachen, want de personages scholden veel en er werden veel expliciete seksuele opmerkingen gemaakt. Ook zat er een scène in waarin een oude vrouw in een monster veranderde en waarvan ik nu als 21-jarige nog kan schrikken. Hoe kon mijn vader dit ooit aan mij, als klein meisje, geven? Het was eigenlijk een heel politieke game, waarin de angst voor technology out of control, zoals je dat bijvoorbeeld ook bij 1984 van George Orwell zag, duidelijk naar voren kwam. In het spel werd echt onderscheid gemaakt tussen een romantische, magische wereld aan de ene kant en een rationele, technische wereld aan de andere kant. Dat sprak me zeer aan.”
Geneeskundestudent Pim de Bree (24) speelde Grand Theft Auto San Andreas (2004)

“Toen de game uitkwam voor de pc, heb ik hem meteen gekocht. Het spel was zeer compleet en dat trok me aan. Je had in de single-player een hele verhaallijn die je kon spelen, en waarbij je de hoofdpersoon steeds volgde. Daarin moest je allerlei missies afronden en mensen vermoorden. Ook ben ik vaak aan de slag geweest met de mods, waarmee je bijvoorbeeld bestaande voorwerpen kon aanpassen of nieuwe missies toevoegde. Het was een lekker spel, omdat je even niet hoefde na te denken. Ik geloof niet zo in mensen die stellen dat je agressief wordt van de game. Natuurlijk is er een uitlokkende factor, maar die is alleen gevaarlijk als je van nature al instabiel bent. Ik denk dat bijna de hele huidige studentenpopulatie dit spel gespeeld heeft, en daarvan zijn er toch maar heel weinig echt agressief.”
Geschiedenisstudent Christiaan Hoogenboezem (23) speelt Crusader Kings II (2012)

“Ik speel vaak de single-player op mijn computer. Je kunt bij dit spel in de schoenen gaan staan van middeleeuwse dynastieën. Het is heel geavanceerd en er zijn talloze scenario’s. Zo kun je bijna ieder jaartal tussen 1066 en 1453 naspelen in Europa, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en India. Ook zijn er wel een paar duizend personages, die allemaal weer hun eigen karaktereigenschappen hebben. Die eigenschappen beïnvloeden op hun beurt hoeveel allianties en oorlogen je hebt. Je kunt echt de geschiedenis herschrijven, en dat vind ik als geschiedenisstudent heel interessant. Bijvoorbeeld als de broer van Karel de Grote, die dan probeert om hem van de troon te stoten. Uiteindelijk speel je bij een dynastie van generatie op generatie. Tegelijkertijd gebeuren er tijdens het spel dingen waarop je geen vat hebt, omdat de kunstmatige intelligentie van het spel dat zelf bedenkt. Het meest bizarre dat ik daarbij heb meegemaakt, is dat mijn derde zoon mijn andere twee zoons vermoordde. Hij was bezeten door de duivel en pleegde later zelfmoord, terwijl hij toen al tien jaar op de troon zat!”