Met een frons in zijn voorhoofd kijkt geneeskundestudent Jurrien Loosveld (19) naar het werk in de zaal voor hem. In zijn handen klemt hij een wit bord met vellen papier, klaar voor de analyse. Hoe moet hij in vredesnaam overbrengen wat hij ziet? Voor zich ziet hij een hoop geel met witte en zwarte punten. Het is niet een ziekte die hij moet beschrijven. Vandaag is de tweedejaars geneeskundestudent niet bezig met de analyse van het menselijk lichaam, maar met kunst. Samen met dertien andere tweedejaars geneeskundestudenten loopt hij door museum Boijmans voor het college ‘de kunst van het kijken’.

“Weten jullie al wat we vandaag precies gaan doen?”, vraagt conservator Leonie Hulsman van het Rotterdamse museum. “Schilderijen aan elkaar beschrijven”, zegt een van de studenten. Ze knikt. “Maar wel op een aparte manier. Stel, je ziet een schilderij met een sneeuwpop erop. Dan zeg je niet dat je een sneeuwpop ziet. Maar wel: ‘Ik zie drie witte bollen op elkaar en in de bovenste bol steekt een oranje driehoek.”

'Wit, flesvormig'

‘We doen dit omdat je hiermee heel goed leert dat niet iedereen begrijpt wat je precies zegt en bedoelt’

docent Lex Linsen

Ze pakt er een stilleven met vazen op een tafel bij. “Hoe zou je dit beschrijven?” “Drie halfronde vormen op een plateauvorm,” zegt een van de studenten “Wit, flesvormig, ehhhh. Oh nee, dat laatste mag dus niet.” “Precies”, zegt Hulsman en ze deelt kleurpotloden, witte vellen en plattegronden uit. “We doen dit omdat je hiermee heel goed leert dat niet iedereen begrijpt wat je precies zegt en bedoelt” zegt docent Lex Linsen, hoofd studentenonderwijs afdeling huisartsgeneeskunde, die de collegereeks heeft bedacht.

Met alle hulpmiddelen en laatste instructies vertrekken de studenten. Jurrien Loosveld gaat samen met Monique Devillers (20) en Casper Slachmuylders (19) op zoek naar hun eerste schilderij. Loosveld mag een werk met de titel ‘zachte wasbak’ van Claes Oldenburg als eerste beschrijven. Hij monstert het schilderij. “Oei.” Hij ziet een abstract, rond schilderij met veel geel, wit, strepen en stippen. Voorzichtig loodst hij zijn studiegenoten de ruimte binnen, zonder dat zij het werk te zien krijgen.

Ze nemen plaats op de grond met een leeg vel op schoot. “Het werk is cirkelvormig”, begint Loosveld. “En in het midden zit een lijn. De rechterhelft van de cirkel is geel met zwarte stipjes. De onderste stippen zijn wat groter. Ongeveer even groot als het puntje van je pink. Daarna worden de stippen steeds kleiner. De linkerhelft heeft ook nog twee lijnen en er tussen ook geel. De zwarte stippen hebben hetzelfde patroon als de rechterhelft. Dan heb je nog twee witte stukken over. De bovenste helften hebben ook zwarte punten, van helemaal niks naar dikkere punten erboven.”

Redelijk gelukt

De beschrijving is redelijk accuraat want op de vellen ontstaan bij alle studenten in zijn groep een afbeelding die redelijk overeen komt met het werk op de muur. “We wisten alleen niet of de streep horizontaal of verticaal moest”, zegt Slachmuylders.

Dan is hij aan de beurt om het volgende kunstwerk te omschrijven. Het is een Bretons zeezicht met woeste wolken en donkere stenen. Vooral de stenen vindt hij moeilijk om te beschrijven. “In de linkerkant, onder het blauw zit een onregelmatige donkere driehoek, die niet loodrecht op de zijkant staat. Ze zijn lichtbruin, met grote stukken grijs.” Als ze eindelijk mogen omkijken zegt Devillers: “Ik had geen idee dat het een natuurlandschap zou zijn.”

Eerst opschrijven, dan tekenen

Als alle schilderijen besproken zijn, komt de groep weer even samen voor het tweede gedeelte van de opdracht. Nu mogen ze alles zeggen wat er in ze opkomt bij het zien van de schilderijen. Ook de sfeer van een werk. Maar ze mogen niet meteen beginnen met tekenen. Eerst moeten ze luisteren en alles opschrijven, daarna pas tekenen.

Docent Lex Linsen loopt vast naar een werk een paar zalen verderop. Het is een schilderij van Max Beckman, van een vader en moeder met hun kind. Ze kijken erg bedrukt, alsof alle vreugde uit hun ogen is verdwenen. Het schilderij is gemaakt in de Tweede Wereldoorlog en geeft de angstige, depressieve periode goed weer.

Sfeer

“Studenten beschrijven geen van allen de sfeer van het schilderij, let maar op”, zegt Linsen. “Ze zien niet dat de familie bijna letterlijk het werk uitgedrukt wordt, waarmee de schilder de alles verdrukkende sfeer uit die tijd heeft uitgebeeld.” Dat klopt inderdaad. De studenten omschrijven sec de kledingstukken van de familieleden, en de haarkleur, maar niet de manier waarop ze kijken.

Na afloop bespreekt Linsen samen met de studenten hoe ze de analyse van de kunstwerken vonden. “Lastig”, zegt Loosveld. “Als je dingen zegt, ontvangt de ander het niet automatisch.” “Ik zei dat de vrouw van het familieportret donker haar had, maar ze hadden haar blond getekend”, zegt een andere student. “Maar over de sfeer hebben jullie geen van allen gesproken”, zegt Linsen. “Ik vond de sfeer niet zo belangrijk in het schilderij”, reageert een van de studenten. “Hoe breng je nu sfeer over, dat is ook maar een interpretatie. Als je patiënten ziet, dan weet je wel wat er speelt door je mensenkennis.”

Goed kijken en luisteren

Linsen is het daar niet mee eens. “Sfeer is juist wel belangrijk. Als je patiënten krijgt, wil je weten of ze blij of ongerust zijn. Daar kom je alleen achter door naar ze te kijken en te luisteren. De sfeer bepaalt waar het gesprek naar toe gaat. Als iemand hoofdpijn heeft, dan kun je er een MRI-scan op los laten, maar daarmee kom je er niet achter dat iemand problemen op zijn werk heeft, waardoor hij hoofdpijn krijgt. Daar kom je alleen achter door te kijken. En goed te luisteren.”