Of het nu gaat om een boormachine, een auto of een appartement: de deeleconomie komt eraan. Dat stellen de Rotterdamse hoogleraren Jan Rotmans en Henk Volberda. EM sprak met hen over de kansen, de valkuilen en de wetenschap achter de deeleconomie.
“Het is niet nodig om alles zelf te bezitten”, stelt hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans (FSW), groot pleitbezorger van de deeleconomie. “Sommige spullen, zoals een boor of een heggenschaar, gebruiken we maar twintig minuten per jaar. Uit onderzoek blijkt dat 40 procent van alle Nederlanders graag gebruik wil maken van de deeleconomie”, zegt hij.
In de deeleconomie delen mensen onderling spullen, met of zonder betaling. Ze geven elkaar tijdelijk toegang tot hun bezit. “Delen is de toekomst. Het levert meer contacten in de buurt op, je bespaart er geld mee en je kunt er anderen mee helpen”, aldus Rotmans.
Voordat het zover is, moet er nog heel wat veranderen. Want de deeleconomie staat nog in de kinderschoenen. Het Economisch Bureau van ING deed in de zomer van 2015 onderzoek onder duizend Nederlanders naar de betaalde variant van de deeleconomie. Daaruit komt naar voren dat er 40 tot 60 miljoen euro omgaat in de deeleconomie; dat is slechts 0,01 procent van het bruto binnenlands product.
“Delen is de toekomst”
Maar de deeleconomie groeit zo hard, dat het bijna niet te becijferen is. Een paar maanden na het verschijnen van de ING-cijfers kwam Airbnb (tegen betaling delen van woonruimte) met nieuwe cijfers: in Amsterdam alleen al had het bedrijf 110 miljoen euro omgezet. Het geeft goed aan hoe zeer het delen in opkomst is.

Thuisafgehaald (delen van maaltijden tegen kleine vergoeding) en Peerby (gratis delen van spullen) begonnen in 2012 in Nederland met slechts een handjevol buren. In 2015 zijn er wereldwijd 100.000 mensen lid van Peerby en werden er meer dan 80.000 maaltijden gedeeld met buurtgenoten.
Niels Buiter (29) alumnus Pedagogische wetenschappen, leent spullen (uit) via Peerby
“Bij De Wereld Draait Door werd Peerby besproken. Het wekte mijn nieuwsgierigheid en ik besloot de app te downloaden. Op de app zie je een kaartje waar in jouw buurt mensen spullen te leen hadden. Eerst leende ik spullen, maar leende ik niets uit. Na een tijdje gaat je geweten opspelen.” Nu leent Buiter zelf ook veel uit via Peerby. “Mijn partytent leen ik het vaakste uit, maar ook mijn gereedschap en aanhangwagen zijn populair.” Maar Buiter zou niet alles uitlenen. “Elektrisch gereedschap leen ik bijvoorbeeld niet uit, dat gaat snel kapot.”
Peerby heeft niet alleen praktische voordelen voor Buiter, ook het sociale aspect spreekt hem aan. “Laatst had ik een e.dentifier van de ABN AMRO nodig. Ik kon die toen lenen bij een oudere man. Hij nodigde me meteen uit voor een kopje koffie en een praatje. De man was eenzaam maar op deze manier kon hij toch een beetje sociaal contact onderhouden. Ook had ik een keer op zondagochtend geen filterkoffie meer, ik heb toen een oproep op Peerby geplaatst. Op die oproep kreeg ik vijf reacties, bij een daarvan ging ik later langs. Dat meisje nodigde mij toen uit op date, uiteindelijk hebben we drie maanden gedatet.”
Rotmans verbaast dat niet: “Ik verwacht dat veel deelplatforms nog veel groter worden, zoals auto’s delen. Mijn eigen kinderen, dat zijn twintigers, hechten bijvoorbeeld niet zo aan auto’s en de status die erbij hoort, dus zullen eerder hun auto delen. Hun generatie hecht minder aan bezit.”
Huren is het nieuwe kopen
De komende jaren verandert de huidige economie steeds meer in een circulaire economie, waar de deeleconomie een grote rol in speelt, stelt Rotmans. En dat betekent dat er in de toekomst anders tegen bezit wordt aangekeken en de economie een andere functie krijgt, stellen beide hoogleraren. “Onze economie kent nu nog veel afbraakproducten”, zegt Rotmans. “Spullen gaan niet zo lang mee.”

Doordat grondstoffen steeds schaarser worden, verandert dat, zegt hij. “Als we van een traditionele economie naar een circulaire economie gaan waarin toegang tot spullen belangrijker wordt dan bezit van spullen, dan wordt het ook belangrijker dat apparaten langer meegaan. Je koopt dan bijvoorbeeld niet een Philips-lamp, maar je huurt er eentje. Fabrikanten zullen daardoor meer inzetten op een langere levensduur van hun producten omdat ze daar zelf ook bij gebaat zijn.”
“Alle systemen die wij nu hebben, zijn gebaseerd op wantrouwen, terwijl het binnen de deeleconomie juist om onderling vertrouwen draait.”
Maar die veranderingen gaan niet zonder slag of stoot, verwacht Rotmans. Autofabrikanten willen bijvoorbeeld zoveel mogelijk auto’s verkopen. Dat soort grote fabrikanten zijn niet gebaat bij de deeleconomie.”
Rotmans denkt dat dit soort bedrijven zullen proberen om de deeleconomie in een kwaad daglicht te stellen in de media. “Alle systemen die wij nu hebben, zijn gebaseerd op wantrouwen, terwijl het binnen de deeleconomie juist om onderling vertrouwen draait. Zij zullen dus verhalen verspreiden over profiteurs die je belazeren, en dat je naïef bent als je van de deeleconomie gebruikmaakt. Terwijl profiteurs op deelplatforms snel ontmaskerd worden door reviewsystemen.”

Isabelle Cruse (22), masterstudent Arts, culture and society, organiseert kledingruilevenementen
“Mijn kledingkast puilde uit, het was tijd om wat kleding weg te doen. Weggooien wilde ik niet, want de kleren waren nog goed. Ik richtte daarom een Facebookgroep op waar studenten hun kleding verkochten. Het liep goed, maar het heeft ook wat onpersoonlijks. Daarom organiseerde ik een ruilbeurs in mijn kamer. Later deed ik dat op de campus.” Voor ieder meegebracht kledingstuk mag je iets uitzoeken op de ruilmarkt. De evenementen vonden eerder in Maastricht plaats, omdat Cruse daar haar bachelor volgde. Voor Rotterdamse studenten heeft ze nu ook een Facebookpagina opgezet, genaamd Shop & Go Rotterdam. Die groep heeft momenteel negentig leden, en de reacties zijn positief. “Op de duurzaamheidsmarkt van de Sustainability Hub afgelopen december kreeg ik bijna alleen maar leuke reacties. Sommige studenten waren aanvankelijk een beetje afhoudend omdat ze denken dat de kleding vies of kapot is. Dat is absoluut niet het geval. Alle ingeleverde kleding check ik op kwaliteit en geur”. Voor Cruse is het de ideale manier om haar liefde voor kleding te combineren met haar wens om zo duurzaam mogelijk door het leven te gaan. “Ik spaar op deze manier geld uit, leer veel mensen kennen en ben daarnaast een betere global citizen. Ik hoop zo niet alleen het afval te verminderen, maar ook de productie. Immers, als de kledingverkoop daalt, daalt de kledingproductie ook. Een win-win-situatie dus.”
Risico’s en valkuilen
Ook hoogleraar Strategisch Management en Ondernemingsbeleid Henk Volberda “(RSM) denkt dat deeleconomie de huidige economie behoorlijk op zijn kop gaat zetten. Airbnb ontwricht de hotelmarkt, Peerby de doe-het-zelfmarkt en Uber de taximarkt.
Volberda vindt verandering van die markten op zich prima: “Uit het oogpunt van het milieu en duurzaamheid is het natuurlijk beter als er bijvoorbeeld meer mensen samen in een auto zitten dan ieder alleen.”
Tegelijkertijd is de hoogleraar kritisch ten opzichte van deelplatforms. Vooral als ze snel groeien en grote marges opstrijken van gebruikers, zoals het van oorsprong Amerikaanse Uber. We zien daar ‘het winner takes it all’-effect ontstaan, waardoor nieuwe concurrerende taxi-apps die veel lagere marges van de gebruiker en aanbieder vragen, geen kans meer maken.
‘Het begint trekjes te krijgen van een moderne vorm van slavernij’
Uber Pop, waar gewerkt wordt met niet-professionele chauffeurs, is in Nederland door de rechter verboden vanwege de strenge taxiwet. Volberda is niet tegen het deelplatform Uber an sich. “Het is een handige, slimme app. Maar het probleem van platforms als Uber is dat zij geen enkele werkgarantie aan chauffeurs bieden. Die krijgen een marginale vergoeding en moeten er in Amerika soms wel vier tot vijf baantjes op na houden om een fatsoenlijk loon te verdienen. Omdat de Uber-chauffeur een zelfstandige ondernemer is, heeft hij geen enkele rechtsbescherming. En wie een slechte recensie krijgt, heeft het zwaar. Het biedt veel nieuwe kansen en innovatie, maar leidt ook tot weinig of geen inkomensbescherming aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en tot uitholling van arbeidsrechten. Dit zogenaamde online-platformkapitalisme zien we niet alleen in de taximarkt, maar ook in de logistiek, catering, zorg en andere laagwaardige dienstverlening. Het begint trekjes te krijgen van een moderne vorm van slavernij, en dat hebben de originele bedenkers van de deeleconomie nooit voor ogen gehad”, aldus Volberda.
Maar niet ieder deelplatform is zo commercieel ingesteld als Uber, stelt Volberda. Veel deelplatforms vragen maar een kleine marge, zoals Thuisafgehaald. Of ze zijn gratis voor deelnemers, zoals Peerby.

Ioannis Fragkos (32), assistant professor bij RSM, is een grote fan van Airbnb en Uber
“De eerste keer dat ik via Airbnb een appartement van iemand huurde was in 2013, in San Francisco. Ik vond het een geweldige ervaring. De flat was op een fantastische locatie, met uitzicht op het strand en de haven. Er zat ook een soort wijnkelder bij, met heerlijke wijnen. Ik mocht alles openmaken van de eigenaar.”
Fragkos maakte daarna nog veelvuldig gebruik van de huizendeelsite, in Canada, Frankrijk, Nederland en Engeland. Vooral de locaties van de appartementen spreken hem aan: vaak midden in het centrum van een grote stad. “Het enige wat ik er lastig aan vind, is dat er geen standaard kwaliteit is. Je weet van tevoren niet of alles schoon is. Dus voordat ik iets boek, check ik de recensies van eerdere bezoekers altijd zorgvuldig.”
Als Fragkos in het buitenland is, maakt hij ook vaak gebruik van taxidienst Uber. “Vooral in de Verenigde Staten.” Hij is erg over de dienst te spreken. “Als ik ergens aankom, dan gebruik ik de app en weet ik zeker dat er iemand is om mij op te pikken. Ik hoef niet te zoeken of te onderhandelen over een prijs. Ik kan gewoon met mijn creditcard betalen, heel handig. En slechte chauffeurs krijgen slechte recensies, waarna Uber ze niet meer inzet. Dat is wel prettig, want je moet iemand wel kunnen vertrouwen als je in zijn auto stapt.”
Maar daarmee zijn er nog steeds valkuilen voor deze platformen en gebruikers. “Als deelplatforms groter worden, is het voor hen lastig om niet te commercieel te worden en hun ‘groene idealen’ trouw te blijven. Wie veel deelnemers heeft, kan daar geld aan verdienen en het is lastig om die verleiding te weerstaan. Want meestal hebben grote platforms maar weinig concurrentie, omdat het lang duurt voordat je als mededinger net zo bekend bent en evenveel massa hebt opgebouwd.”
Volberda pleit daarom voor ‘freemium’-modellen, waarin deelnemers geen geld hoeven te betalen om mee te mogen doen, maar pas gaan betalen voor extra diensten of mogelijkheden.
Maar dat is best lastig, voorziet hij, omdat platformen vaak bemiddelen tussen aanbieders en vragers. “En de meeste aanbieders zullen daar toch geld voor gaan vragen, en als ze dat in beginsel niet doen, zoals Peerby, zullen hun financiers hen wel dwingen dat uiteindelijk te doen”, denkt hij.
“Als deelplatforms groter worden, is het voor hen lastig om niet te commercieel te worden en hun ‘groene idealen’ trouw te blijven”

Ook is Volberda bezorgd over de macht en de sleutelrol die bedrijven als Facebook krijgen in de nieuwe deeleconomie. Veel deelplatformen zetten sociale media in om contact te leggen en onderling vertrouwen te kweken tussen de deelnemers. Mensen geven elkaar een beoordeling of review, door hun Facebook- of LinkedIn-account aan zo’n platform te koppelen. “Daarmee krijgen dat soort bedrijven nog meer macht en steeds minder concurrentie. Het is heel praktisch om alles aan sociale media te koppelen, maar of het wenselijk is, vraag ik me sterk af”, zegt Volberda.
Bovendien: wie niet bekend is met sociale media valt buiten de boot. En recensies kunnen mensen ook buitensluiten, stelt Volberda. “De deeleconomie heeft veel mooie ideeën die verspilling tegengaan, maar we moeten ons wel bewust zijn van de valkuilen.”