De internationale masterstudenten aan het International Institute of Sociale Sciences (ISS) blijven maximaal anderhalf jaar in Nederland, maar hebben in die korte tijd relatief vaak mentale hulp nodig. Waarom? “Als je 15 maanden in een compleet andere cultuur leeft, verander je als persoon.”

“Naar college gaan lukte me niet meer. Ik wilde alleen maar in bed liggen”, vertelt student Agatha (30), die niet met haar echte naam in EM wil. Ze zit op een kleurrijke bank in de koffiehoek van het ISS.

Het statige gebouw van het instituut, vlakbij Paleis Noordeinde in Den Haag, straalt van binnen rust en internationaliteit uit. Het pand is groots opgezet en in de brede gangen hoor je verscheidene talen. In de koffiehoek op de tweede verdieping kijk je uit over de enorme hal, licht valt binnen door het grote glazen dak. Agatha studeert hier sinds september 2013. In mei vorig jaar ging ze echter noodgedwongen een half jaar terug naar haar Oost-Afrikaanse thuisland, waarvan ze de naam ook geheim wil houden. De angst- en depressiegevoelens werden haar te veel.

Home away from home

De pakweg 450 studenten aan het ISS, zoals Agatha, komen veelal uit ontwikkelingslanden in Azië, Zuid-Amerika en Afrika. Daar hebben ze al gestudeerd en de meesten hebben ook een aantal jaren gewerkt. Ze komen een korte periode van een jaar of anderhalf jaar naar Nederland om een master te halen, vaak op het gebied van ontwikkelingsstudies. De opgedane kennis kunnen ze vervolgens gebruiken om hun thuisland vooruit te helpen. Dat is de formule van het onderwijs aan het ISS in een notendop.

10 procent naar de psycholoog

Een mooie kans voor veel studenten, maar de druk om te presteren is groot, alsook de verschillen tussen het thuisland en Nederland. Veel studenten hebben het daar moeilijk mee, vertelt Martin Blok. Hij is Welfare Officer bij het ISS en daarmee het aanspreekpunt van de studenten. Hij kent ze naar eigen zeggen ‘bijna allemaal’ bij naam. In totaal raadt Blok jaarlijks zo’n 10 procent van de studenten aan om naar een psycholoog te gaan, daarbuiten zoekt een deel van de studenten hulp buiten hem om. Ter vergelijking: de studentenpsychologen op campus Woudestein helpen jaarlijks vijfhonderd nieuwe studenten, zo’n 2,5 procent van het totaal aantal studenten.

“We weten dus dat het heftig voor ze is en proberen de studenten zo goed mogelijk op te vangen als ze hier landen”, zegt Blok. “We pikken ze op van Schiphol en veel medewerkers zijn in het weekend op het ISS aanwezig om kennis te maken. Wij regelen ook een kamer, de meeste studenten wonen in hetzelfde pand. Daarmee willen we echt een home away from home creëren. Juist om de verschillen te overbruggen.”

Bidden tegen de sneeuw

Het grootste deel van de studenten gedijt goed in die familiaire sfeer van het ISS en doorloopt het programma zonder problemen. Ook Agatha heeft er aan het begin van haar studie zin in, hoewel ze meteen in het diepe wordt gegooid. Veel tijd om te acclimatiseren is er niet voor de studenten, ook omdat ze een zeer tijdelijke verblijfsvergunning krijgen. Deze gaat in op de dag dat het collegejaar begint, en stopt meteen na de diploma-uitreiking. “Na één introductiedag zaten we al in de collegebanken”, herinnert Agatha zich. “Dat had ik niet verwacht. Ik hoopte dat we nog een week hadden om te wennen aan de stad, de mensen en het klimaat.”

Naarmate de weken verstrijken, verdwijnt haar enthousiasme. Agatha vindt het huis waar ze woont verschrikkelijk en kan bovendien niet wennen aan het winterweer. “Op een gegeven moment was ik zelfs aan het bidden omdat ik niet wilde dat er sneeuw viel”, zegt ze.

Martin Blok herkent de klachten. “Voor de kerst is er een hosannastemming, want alles is nieuw en leuk. Na een paar maanden komt het eerste stressgevoel van de tentamens en zijn de luchten grijs. Het aantal hulpaanvragen stijgt dan. De meeste studenten komen uit een land met veel zon en hier is het donker en koud. We onderschatten vaak de invloed van weer op onze gesteldheid.”

‘Ik ben toch niet gek?’

Het aankloppen bij een psycholoog is vervolgens vaak lastig, zegt Blok. “Voor veel studenten rust er nog wel een stigma op psychologische hulp. ‘Ik ben toch niet gek?’ zeggen ze dan. Je moet ze vaak echt overtuigen dat het belangrijk voor hen is en dat ze het soms niet zelf kunt oplossen.”

Ook Katarina Gaborova, die als zelfstandig psycholoog op het ISS werkt, ziet dat studenten zich schamen. “Soms willen studenten buiten het ISS afspreken en vragen ze me: ‘niemand bij het ISS komt toch te weten dat ik jou zie?’”

Niet alleen het weer beïnvloedt de studenten, merkt Gaborova. Over het algemeen hebben studenten moeite met het aanpassen aan een individualistische cultuur, die ze in Afrika bijvoorbeeld nauwelijks kennen. “Mensen uit collectivistische culturen zijn veel meer aangewezen op familie. In individualistische culturen lossen mensen vaak zelf hun problemen op. Het familienetwerk is kleiner en mensen luisteren ook minder naar het advies van hun ouders”, zegt Gaborova.

Buitenkans

Ook de prestatiedruk is hierdoor groot, merkt studentenondersteuner Blok. “Je moet niet vergeten dat het voor veel van deze studenten een buitenkans is om hier te studeren. Als je het dan niet haalt, word je door je naaste omgeving en collega’s gezien als loser. Dat grote zwaard van Damocles hangt altijd boven hun hoofd.”

Niet naar feestjes

Student Agatha houdt haar negatieve gevoelens daarom geheim voor haar familie. Haar moeder zou zich bovendien alleen nog maar meer zorgen gaan maken, zegt ze. In de eerste maanden van 2014 voelt ze zich zo slap, moe en angstig dat ze amper meer studeert. Ook blijft ze weg bij feestjes en andere sociale activiteiten. Artsen zeggen echter maandenlang dat ze fysiek in orde is.

Uiteindelijk stapt ze naar een psycholoog, die vaststelt dat ze een depressie heeft. Hij raadt haar aan om in haar thuisland in therapie te gaan. Zelfs dan vertelt ze haar moeder niet wat er aan de hand is. “Mijn moeder dacht dat ik naar huis ging om veldwerk te doen voor mijn scriptie”, zegt ze. Als Agatha vervolgens de ware reden van haar thuiskomst vertelt, is haar moeder in eerste instantie teleurgesteld. “Iedereen verwachtte dat ik die master wel haalde en daarna kon gaan promoveren.”

Te veel vrijheid

Uit het zicht van de familie en de maatschappij die streng toekijken, komen ISS-studenten ook in aanraking met een plotselinge overdosis vrijheid. “Ik zie daardoor ook veel relatieproblemen”, zegt Blok. “De studenten zijn natuurlijk al wat ouder, sommigen hebben al een gezin. Als je dan een jaar lang een compleet andere cultuur meemaakt, is dat genoeg om te veranderen als persoon.”

Dat merkte ook Meheri Tamanna (33) uit Bangladesh, die in 2012 aan het ISS studeerde. Voor haar pakte die verandering goed uit. Via Skype vertelt ze vanuit Dhaka over haar periode in Nederland, waarin ze definitief besloot om van haar man te scheiden. Met hem had ze ook een dochter, die achterbleef in Bangladesh. “Met wat hulp van een psycholoog voelde ik me beter. Ik besloot dat ik beter af was zonder mijn man en heb mezelf leren waarderen. Het was zeker een van de beste periodes van mijn leven”, zegt ze.

Drank en drugs

Voor anderen pakt het slechter uit. “Sommigen kunnen de vrijheid gewoon niet aan. Dat kan hen in problemen brengen met bijvoorbeeld drank of drugs. Er zit dan geen rem meer op”, vertelt Blok. Dit collegejaar liep er bijvoorbeeld nog een student weg. “Die jongen was zo paranoïde dat hij niemand meer vertrouwde. In zijn Afrikaanse thuisland bespioneren mensen elkaar. Hij dacht dat dit hier ook gebeurde toen hij met landgenoten een paper schreef waarin hij kritiek uitte op de regering. Het zijn excessen die af en toe voorkomen.”

Voor student Agatha liep het beter af. Ze is sinds januari weer terug in Nederland en rondt haar studie nu af. “Mijn gevoel is enorm veranderd. Gisteren dacht ik nog: ‘is het weer nu veranderd of ben ik veranderd?’” EvR