Philip Hans Franses is nog niet klaar als decaan van de Erasmus School of Economics; hij tekende bij voor een derde termijn.

De immense canvas van Franses op de zesde verdieping van het H-gebouw hoeft niet te worden vervangen, want de decaan plakt er vrolijk nog vier jaar aan vast. En dat mag, want in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek staat niets geschreven over een maximaal aantal termijnen. Een kort interview.

Zit het lekker, dat ESE-pluche?

“Het is gewoon een erg leuke baan. Het is toch mooi om decaan te zijn van de faculteit waar het allemaal mee begon honderd jaar geleden.”

Is zo’n lustrum niet juist een mooi moment om te stoppen?

“Nu het weer goed gaat met de faculteit ga ik graag nog even door met besturen. Toen ik acht jaar geleden begon, stond de ESE er financieel slecht voor en een forse reorganisatie was de consequentie. Nu alles op de rit staat wil ik betrokken blijven bij wat nog gaat komen: de verbouwing van het H-gebouw, mogelijk een duo-studie opzetten met Wijsbegeerte, en ik wil meer doen met onze dertigduizend alumni. In de VS zijn ze daar goed in; daar kunnen we véél van leren.”

Betekent dit definitief het einde van uw wetenschappelijke carrière?

“Ik word 51, dus mijn wetenschappelijke piek heb ik al gehad. Dus dan ga je besturen. Wat trouwens ook meespeelde bij de verlenging van mijn decanaat is dat er geen andere kandidaten waren. De gemiddelde leeftijd van ons wetenschappelijk personeel ligt onder de veertig en zij hebben nog geen bestuurlijke ambities. En zo hoort het ook: een promovendus moet niet ambiëren om decaan te worden.”

U werkt vanaf 1987 op Woudestein, waarom bent u zo honkvast?

“Ik verveel me hier geen moment, en de sfeer op de nieuwe campus is prettig. Het buitenland polst wel eens of ik daar bestuurder wil worden, en hoewel ik nu niet op zoek ben naar zo’n avontuur, sluit ik niets uit. Je weet nooit.” LJ