Wat doen die houten paaltjes ineens overal? Na talloze vergaderingen, rapporten en voorlichtingsbijeenkomsten, zijn de eerste tekenen van de grootschalige verbouwing op Woudestein zichtbaar.

Hans Loven staat in de werkruimte van zijn boorvoertuig, een compact soort vrachtwagen. Aan de muur hangt een kalender met een half ontblote, blonde vrouw, naast de computer staat een senseo-apparaat. “Kijk, hier kun je het zien”, zegt hij, terwijl hij op het beeldscherm een grafiek tevoorschijn tovert. “Eerst komen we een hele hoop klei en veen tegen. De zandlaag begint pas op zeventien meter diepte. Dat worden flinke heipalen.”

Twee verdiepingen

De ondergrondse parkeergarage waarvoor ze bezig zijn, komt als een smalle strook ten noorden van het L-gebouw te liggen en is onderdeel van een grote campusrenovatie. Het duurt nog drie jaar voor de eerste auto’s op een van de twee verdiepingen gestald kunnen worden. De huidige lichting studenten zal vooral de voorbereidingen en het langzaam ontstaan van een bouwput meemaken.

Sensor

De dauw staat nog op het gras, maar Loven en zijn collega Mark Vos zijn al een paar uur bezig. Met een boor van 35 meter gaan ze de grond in. Daar meet een langwerpige, roestvrijstalen sensor de hardheid van de grond, waaruit ze kunnen concluderen hoe diep de fundering verankerd moet worden. Na elke meting, die drie kwartier duurt, wordt een blankhouten paaltje in de grond geslagen.

Brullend gevaarte

De paaltjes krijgen een paar getallen en een lik feloranje verf mee, waarna de heren hun brullende gevaarte een paar meter verderop parkeren. Zo trekken ze de campus over, een spoor van modderige rupsbanden achterlatend. “We moeten 55 metingen doen”, zegt Mark Vos met een vrolijk Zuidelijk accent. “Dus we zij hier de hele week nog.”

Verderop staat nog een voertuig, vandaag onbemand. Daarmee wordt, door een ander bedrijf, archeologisch onderzoek gedaan. De bouw mag pas beginnen als uitgesloten is dat de universiteit niet op de resten van een middeleeuws klooster of herenboerderij staat.

Wolkjes

Loven heeft de handen in de zakken van zijn reflecterende jas gestopt. Er komen wolkjes uit zijn mond. Hij knikt in de richting van de mensa. “Het is een hele klus. Daar moet tien meter van het gebouw af. En al die leidingen die omgelegd moeten worden…” Hij zucht. “Ja, een hele klus.”

GM