Al is het wetenschappelijk onderzoek in Nederland van “zeer hoog” niveau, het kan wel slachtoffer worden van de wet op de remmende voorsprong. De oprukkende concurrentie moet goed in de gaten worden gehouden, erkent minister Plasterk.
Hij reageert op een vergelijkend onderzoek van het Rathenau Instituut naar de wetenschapssystemen in zes Europese landen, dat afgelopen najaar verscheen. De voornaamste conclusie daarvan was dat het ooit zo succesvolle wetenschapssysteem moet worden bijgesteld, omdat het Nederlandse onderzoek inmiddels niet meer voorop loopt.
Een van de aanbevelingen was om de beoordelingscriteria van wetenschappelijk onderzoek door visitatiecommissies te herzien. Vrijwel alle onderzoeksgroepen scoren tegenwoordig “zeer goed” tot “excellent”, zodat de werkelijke top niet meer zichtbaar is.
Ook zou de concurrentie tussen universiteiten moeten worden vergroot. Hoe goed hun gezamenlijke internationale reputatie ook is, er staat er niet één in de top van de internationale ranglijsten. Daarvoor werken ze volgens het Rathenau Instituut te intensief samen.
Minister Plasterk schrijft dat met de zogenoemde Vernieuwingsimpuls – de veni-, vidi- en vicibeurzen van NWO voor de beste onderzoekers – de concurrentie al flink bevorderd wordt. De rol van de overheid bij de strategieontwikkeling en planning van onderzoek is volgens hem bewust klein. Onderzoekers en wetenschapsorganisaties zijn immers uitstekend in staat om hun eigen prioriteiten te stellen. Op de aanbeveling om het onderzoeksevaluatiesysteem te verbeteren reageert hij niet in zijn brief aan de Tweede Kamer.
Het Nederlandse onderzoek is volgens Plasterk nog altijd van zeer hoog niveau, al is wel zichtbaar dat andere landen hun achterstand inhalen. Er moeten daarom lessen worden getrokken uit ontwikkelingen elders. Welke lessen zegt hij niet. HOP