Het ligt niet alleen aan sollicitatiecommissies dat er zo weinig vrouwelijke hoogleraren zijn. Dat zei minister Plasterk gisteren in een debat over het emancipatiebeleid.
Als je alleen naar de selectieprocedure kijkt, is de wortel van het probleem niet geheel zichtbaar, stelde minister Plasterk. Soms is er op het moment van de vacature inderdaad geen vrouw beschikbaar, of er is snel een excuus gevonden om voor een man te kiezen.
Kinderen
“Je moet al beginnen bij promovendi”, stelde de minister. “Tegen sommige promovendi moet je zeggen: u bent goed, laten we het eens over uw loopbaan hebben. Wilt u uw werk bijvoorbeeld met kinderen combineren?”
Hij prees het Groningse Rosalind Franklin-programma, waarin getalenteerde vrouwen een wetenschappelijke loopbaan aangeboden krijgen. Na vijf jaar wordt ongeveer de helft hoogleraar. “De andere helft is misschien toch minder geschikt of heeft andere levenskeuzes gemaakt.”
Cynisch
Volgens Plasterk werkt het beleid op dit punt. “Je kunt zeggen: slechts twaalf procent van de hoogleraren is vrouw. Je kunt ook zeggen: een paar jaar geleden was dat nog maar zes procent. Die toename is mede een gevolg van beleid. Je kunt soms cynisch zijn over het effect daarvan, maar ik denk dat het beleid hier werkt.”
Hij wees erop dat hij het budget verdubbeld heeft voor het NWO-programma voor vrouwelijke hoogleraren, het zogeheten Aspasia-programma. Ook zouden universiteiten zich van het probleem bewust zijn. Maastricht heeft een soortgelijk programma opgestart als Groningen.
Hij zei dit in antwoord op vragen van Tweede Kamerleden die schamperden over de percentages vrouwelijke hoogleraren en het trage tempo waarin hun aandeel groeit. HOP