Bij de meeste universiteiten vindt een gestage groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren plaats, maar de Erasmus Universiteit blijft achter in de periode 2003-2008.
Dat blijkt uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2009, dat 1 oktober gepresenteerd is in Den Haag. De teneur van het rapport is voorzichtig positief over de Nederlandse universiteiten: was in 2003 nog maar 9 procent van de hoogleraren vrouw, in 2008 was het aandeel 12 procent. Het rapport is een initiatief van de stichting de Beauvoir in samenwerking met de VSNU en het landelijk netwerk vrouwelijke hoogleraren.
Half procent groei
De Erasmus Universiteit heeft in die ontwikkeling weinig tot niets toegevoegd, volgens het rapport. In de periode 2003-2008 groeide het aantal vrouwen aan de EUR met een half procent, waar in Maastricht het aandeel met 7 procent groeide. De EUR heeft 6,6 procent vrouwelijke hoogleraren, dat zijn 7 vrouwelijke hoogleraren tegenover 102 mannelijke professoren. Dat steekt schril af tegenover ‘buurvrouw’ Universiteit Leiden met 16,3 procent vrouwen (177 mannen en 34 vrouwen).
Dik glazen plafond
Ook zegt het rapport dat de EUR een duidelijk voorbeeld is van een instelling waar het ‘glazen plafond’ behoorlijk ‘dik’ is. Voor vrouwen is de stap van universitair hoofddocent naar de positie van hoogleraar alleen nog moeilijker aan de Technische Universiteit Eindhoven en de Open Universiteit.
Erasmus MC in middenmoot
Het Erasmus Medisch Centrum is apart bekeken, in vergelijking met de andere medische centra. Bij het Erasmus MC werken 153 mannelijke en 21 vrouwelijke hoogleraren in 2008. Het aandeel is daarmee 12,1 procent wat neerkomt op de middenmoot. Uitschieters zijn het Leids Universitair Medisch Centrum met eveneens 16,3 procent en het Universitair Medisch Centrum Groningen met 15,8 procent.
Stap naar UHD
Op de carrièreladder is de stap van universitair docent naar universitair hoofddocent (UHD) voor vrouwen het moeilijkst. Sowieso is dat een lastige overstap, want er zijn veel minder universitair hoofddocenten dan universitair docenten. Er zijn zelfs meer professoren dan UHD’s. Maar verhoudingsgewijs komen mannen makkelijker hogerop: ze zitten in een ‘glazen lift’.
Seksisme
De vraag rijst of het verschil in carrièremogelijkheden van mannen en vrouwen nu wel of niet door seksisme kan worden verklaard. Of werken vrouwen wellicht vaker in deeltijd dan mannen en beperkt dat hun mogelijkheden? Inderdaad blijken ze vaker een parttime baan te hebben. Van de universitair docenten werkt 64 procent van de mannen voltijds, terwijl slechts 43 procent van de vrouwen dat doet. Onder universitair hoofddocenten gaat het om 71 tegen 49 procent en bij hoogleraren is de stand 61 om 52 procent. De schrijvers van de monitor hebben niet berekend in hoeverre dit de slechtere academische loopbaan van vrouwen verklaart. Ook maken ze op dit punt geen vergelijking met het buitenland.
Wel blijkt volgens hen uit onderzoek dat een sollicitatiecommissie bestaande uit mannen zelden een vrouw aanneemt: slechts in 7,5 procent van de gevallen. Als er twee vrouwen in de commissie zitten, rolt in 24 procent van de gevallen een vrouw uit de bus. De schrijvers van de monitor pleiten daarom voor een wettelijke bepaling dat in zo’n sollicitatiecommissie minstens twee vrouwen moeten zitten.DR/HOP